Heey heey beste lezers,

hier is weer een nieuw hoofdstuk, sorry dat het zo lang duurde
enjoy :)

H5 De raad van doom:


Het was erg donker toen Angel naar voren liep. Voor haar verscheen een grote cirkel van stoelen, of dat leek zo, terwijl Angel dichter bij kwam, werden de stoelen zichtbaar en bleek het tronen te zijn en op elke troon zat een gedaante met het hoofd gebogen. Alsof ze in gedachte verzonken waren.
Terwijl Angel stilletjes dichter beider kwam, haar voeten maakte geen enkel geluid, keek een van de gedaantes op. Zijn blauwe ogen schenen helder in het donker.
‘Ah, gegroet Angel, dochter van Arathorn. Welkom in het land van de Valar.’ de gedaante sprak in de taal dat door het volk in midden- aarde werd gesproken. ‘Ik ben blij dat u kon komen. Ik neem aan dat u graag wilt weten waarom u hier bent geroepen.’
Ja, daarom ben ik hier ook wise guy, dacht Angel, bij zich zelf. Maar dat sprak ze niet hard op en hield haar antwoord tot een korte knik.
‘U bent, zoals u weet, een afstammeling van Melkor, de valar.’
Bij die worden keek Angel even kil naar de man voor haar. Jaren geleden vond ze een document in Rivendel waarin een hoofdstuk over haar geschiedenis was geschreven. Daar werd uit gebreid verhaald hoe de eerste Angels waren ontstaan en de naam Morgoth was daar vele malen in voor gekomen.
‘Ja, klopt.’ Angel histe tussen haar tanden. Ze vond het nog steeds niet leuk. Maar de gedaante bestede geen aandacht aan haar woorden.
‘Om u te wijzen voor de raad van doom, dat u niet zoals Melkor bent geven wij u een taak op.’ Nu stond de man op van zijn zetel en richten zijn ogen op Angel. Twee heldere blauwe ogen keken neer op haar. Angel stond oog in oog met Manwë, heer van Arda.
Nu bewogen de andere in de kring ook, maar Angel lette niet op hen. Haar ogen bleven op Manwë gericht. Zijn mantel sierde zijn lichaam en hij was zo groot dat Angel om hoog moest kijken om met hem te kunnen praten.
Ze voelde hoe de rillingen over haar rug liepen toen de man op haar neer keek, maar toch. Toen hun ogen elkaar ontmoetten was er geen haat in de ogen van Manwë, eerder een rustige kalmte.
Manwë was verbaast dat dit meisje een afstammeling van zijn broer was en al helemaal dat zij niet op hem leek. Manwë glimlachte toen hij de angst in haar ogen las. Hij was natuurlijk niet gewend dat mensen naar Aman zouden komen en de valar met hun ogen zouden aan schouwen. Langzaam liet hij zijn lichaam krimpen tot de hoogte van een volwassen mens. Angel was nog steeds niet groter als hem maar nu hoefde ze niet met haar hoofd helemaal naar boven te kijken.
‘Angel,’sprak Manwë op een rustige toon. ‘De taak die voor u ligt is…’en even zweeg hij. ‘Is om een geselecteerd aantal personen te begeleiden.’ Weer wachtte hij even tot zijn woorden de jonge vrouw hadden bereikt.
Angel knikte, maar ze begreep ze niet. Om aan te tonen dat ze niet zoals Morgoth, de duistere heerser, moest ze een groep mensen begeleiden, om wat te doen?
‘Wie moet ik begeleiden en wat is het doel?’
‘Ah, de groep die je moet begeleiden hebben duizenden jaren geleden geleefd. Ten tijde van de opkomst van Melkors kwaadaardigheid en zijn ondergang. Ze zijn niet alleen slachtoffer, sommige van hen hebben ook kwaad gesticht onder de leugens van Melkor.’
Kom op vertel me wie. Angel sprong bijna op en neer van de spanning.
‘Jij moet Fëanor Curufinwë begeleiden, samen met zijn zonen; Maedhros, Maglor, Celegrom, Caranthir, Curufin, Amrod en Amras.’
WAAAAAAT?’
Angel keek met grote ogen naar Manwë, dit kon niet waar zijn.
Maar Manwë was nog niet klaar. En ging verder alsof hij Angels schreeuw niet had gehoord. ‘Je neemt ook de mensen Túrin, zoon van Húrin en Nienor, dochter van Húrin onder jouw hoedden.’ En met een zwaai van zijn handen verschenen er links en rechts gedaante die Angel eerst niet had gezien.
Acht elven liepen met rechte schouders naar haar toe en bleven voor haar staan. Mooi waren hun gezichten, de zoon en kleinzonen van Finwë. Hun zwarte en rode haren glansden in de zon, Behalve eentje, zijn haar had een andere kleur dan de rest. De rij werd gesloten door twee mensen, een man en een vrouw, die nieuwsgierig naar de gevleugelde vrouw keken en toen naar Manwë.
Maar eentje, een elven man, zwarte haren wapperde rond zijn schouders, stapte naar voren om Angel eens goed te bekijken. Donkere ogen keken observerend naar de jonge vrouw.
‘ken ik jouw niet ergens van,’was het enige dat hij zei.
‘Ik geloof het niet, meneer.’ Mompelde Angel, niet helemaal op haar gemak, heel even leek de man haar gelijk te geven, want hij knikte met zijn hoofd en draaide zich om naar Manwë om hem uit te horen toen een van de zeven andere elven naar voren stapte.
‘Ik geloof dat u gelijk heeft vader, u hebt deze vrouw, dit gedrocht eerder gezien,’ Hij sprak de woorden spugend uit alsof ze een nare smaak hadden. ‘U hebt haar gezien op de muren van Mandos. Dit is Angel!, Morgoths erfgenaam!’
Overal viel er een stilte. De groep elven werden bleek. De man die zich naar Manwë had omgedraaid, draaide zich nu weer om en de jonge vrouw verschool zich snel achter de man naast haar, haar handen voor haar gezicht gedrukt.
‘Ja, dank u, heer Curufin,’ sprak Mandwë terwijl naast hem zijn vrouw glimlachte. ‘Ik ben blij dat u haar herkend. Maar laten we niet te vroeg mopperen.’ Langzaam stond hij op, zijn lichaam was nog steeds iets kleiner omdat Angel anders moeite zou hebben. Snel stapte hij langs Fëanor en nam Angel bij de schouders. ‘Angel, mag ik je voor stellen aan Fëanor Curufinwe,’ hij wees naar de zwart harige man. ‘Fëanor, dit is Angel. Zij heeft mee gevochten in de oorlog om de ring en heeft zegeviert. Zij-…’
‘N'as i'-uuvanimo en'Morgoth.*,’ Brulde Fëanor, die een rood hoofd kreeg. ‘Avëa a' hilyë tanya hína.*.’
‘Vanyauva!,’ antwoorden Manwë in de taal van de noldor. ‘Angel aa' ecë.*.’
Fëanor keek Manwë boos aan. Hij wilde niet dat het nazaat van zijn vijand hem rond zou commanderen, als slaven opgesloten in een cel.
Manwë maakte gebruik van Fëanors stilte en stelde toen zijn zonen voor en de twee mensen.
‘Dit, Angel, zijn Túrin en zijn zusje Nienor. Van hun heb je misschien meer gehoord dan van Fëanor en zijn zonen , maar zij zul je ook onder je hoeden nemen.’
Angel knikte met haar hoofd. Ze wilde niet, maar ze had geen keus. Haar ogen flitsten even naar de tien voor haar. Nienor keek haar nog steeds achter haar broers rug aan, maar nu met minder angst dan eerst. Túrin keek naar Manwë en keurde Angel geen blik waardig, niet omdat hij haar niet mocht maar omdat hij zelf wilde weten waarom de valar hen had geroepen.
Toen Angel haar ogen op de elfen legde was ze verast. In vier van de acht paar ogen waren woede en haat, maar de andere, Angel kon het niet geloven, leken wel vol begrip en geloofde niet dat zij iets gemeens was. Maedhros, Fëanors oudste zoon, glimlachte naar haar en Maglor, die naast hem stond, glimlachte ook en mompelde een kleine begroeting in het Quenyaans. Helaas was Angels kennis op het gebied van elfentalen verschrikkelijk en kon ze hem niet verstaan, in plaats daarvan keek ze snel naar iets anders. Waarom zou ze Manwë toestemming geven om deze mensen te begeleiden, om zo te bewijzen dat ze niet zoals Morgoth was, dat ze aan hun kant stond en niet tot het kwade behoorde. Maar toch, sprak een stemmetje in haar hoofd. Nu had ze mooi de kans om deze mensen te leren kennen. Hoe ze leefde in de eerste era en wat hun lot was in het gevecht tegen Morgoth. Angel aarzelde geen seconde.
‘Ik doe het.’ Brulde ze, Fëanor en Manwë keken verbaast op. Op de tronen achter zich begonnen de vrouwelijke gedaantes naar elkaar te lachen. Het plan was in beweging.
Fëanor leek even de draad kwijt te zijn. ‘Wat doe je? Wat wil je doen?’
‘Het lijkt er op dat ze taak die Manwë van haar vraagt wilt gaan uitvoeren.’ Van af de zetel links van Manwë keek de een man Fëanor doordringend aan.
‘Nauw ik weiger,’ stampvoetend bleef Fëanor staan, zijn zoon naast hem deed het zelfde.
‘U heeft gelijk vader,’ Zei Curufin met zijn armen over elkaar geslagen. ‘Waarom zou u deze vrouw volgen, de vrouw wiens meester uw vader, onze grootvader en koning vermoorde, uw Silmarillen stool en ons allemaal vermoorde.’
‘Silmarillen, meester?’ Angel was een vriendelijke vrouw en je kon haar alles maken, maar nu kon ze de die elfen wel wurgen. Snel wende ze tot Manwë en de raad en knielde ze, maar dat ze meer om Fëanor en zijn zoon te sarren. ‘Mijn heer Manwë, ik Angel, dochter van Arathorn van het huis Valandil, zoon van Isildúr. Neem hierbij de taak op me die u mij heeft aangeboden. Maar nu vraag ik om te vertrekken om voorbereidingen te treffen. Ik zal in twee dagen terug keren.’
Heel even bleef het stil, het enige dat je hoorde was de wind die over het gras gleed. Uiteindelijk sprak Manwë, zijn stem klonk blij en opgewekt.
‘Ga dan Angel, dochter van Arathorn van het huis Valandil. Ga en bereid u zelf en uw huishouden voor op de komt van helden. Wij zien u over exact twee dagen weer terug.’
En bij die woorden stond Angel op, draaide zich om en verliet die zelfde dag nog Aman, het land van de valar. Curufins woorden hadden haar een plan gegeven om de elfen over te halen.


*‘Zij is een gedrocht van Morghoth.’
*’Ik weiger omdat kind te volgen.’
*‘Jij gaat heen.’
* ‘Angel verdient een kans.’

De vertaling van het Quenyaans is gedaan door Unsullied, thank you verry mutch, mellon nin ^.^

Reageer (2)

  • Glorfindel

    kalm aan fëanor (in het verhaal, niet jij)
    plannetje? hmmmm ik kan niet wachten tot het volgende hoofdstuk!
    snel verder!!!

    1 decennium geleden
  • Whittaker

    Angel, you're amazing, I just love you :3 No idea why, but I love ya!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen