Chapter 12.
Ik trek me los, en spring de bosjes uit. Ik begin te rennen, waarheen weet ik niet. Ik ontwijk de bomen en negeer het geroep van Emmet. 'Jacoooooooob'schreeuw ik door het bos. Ik wil dat hij me hoort, dat hij naar me toe rent en me naar huis brengt. Ik hoor geritsel in de bosje. Ik stop met rennen en kijk om me heen. 'Jacob?' zeg ik zacht. Ik voel een hand op mijn schouder, en geef een gil. 'Stil maar' hoor ik een bekende stem zeggen, en ik draai me om. 'Wat is er, Edward?' Hij slaat zijn armen om elkaar. 'Dat kan ik beter aan jou vragen.' Ik geef geen antwoord. Even valt het stil. 'Waarom riep je Jacob?' Ik draai mijn hoofd om, en wil de andere kant op lopen. 'Ik wil naar huis' Ik hoor zijn gezucht. 'Dat kan niet' Ik schudt mijn hoofd. Klootzak. 'Ik vraag Jacob wel of hij me naar huis brengt' Weer voel ik zijn hand om mijn pols. Godver, waarom moet hij juist zo sterk zijn. 'Laat me met rust' Met moeite hou ik mijn tranen binnen. Ik kan er niet meer tegen. Volgens mij sta ik echt op het punt in te storten. Het wordt me allemaal gewoon te veel.
Reageer (3)
verder!
1 decennium geledenAaah, snel verder
1 decennium geledensnel verder
1 decennium geleden