PROLOOG
De wekker gaat af wanneer de wijzer negen uur slaat. Langzaam word ik wakker van de felle ochtend zon die door de kier van mijn gordijnen schijnt. Ik krijg een glimlach op m’n gezicht als ik denk aan gisteren avond. Met een kreun draai ik me om en ga ik met mijn handen over de lege ruimte naast me. Het warme lichaam dat er gisteren lag is verdwenen en snel schieten mijn ogen open. Ik hijs mezelf omhoog en kijk de kamer rond. Zijn kleding die gisteren nog op de grond lag is weg en als ik zijn naam roep hoor ik alleen maar de hevige wind van buiten door mijn rooster komen. Ik sla mijn benen over de zijkant van mijn bed en reik met mijn hand naar mijn nachtkastje om mijn telefoon te pakken. Een wit gekleurd blaadje valt op de grond en met mijn ochtend kracht buk ik om het op te rapen. Ik voel de tranen meteen in mijn ogen komen als ik de drie woorden lees die ik erop zie staan. Mijn maag knijpt zich samen en het blaadje valt uit m’n handen. Ik weet zeker dat deze zin niet zomaar wat betekend, hij heeft me verlaten en ik heb geen idee waarom.
Het spijt me.
Er zijn nog geen reacties.