Weer een hele tijd niet gelezen, blame de toetsweek
Maar nu heb ik zo goed als vakantie, dus ik kan hopelijk wat meer schrijven ^.^
Xx

Ik slaap heel licht, is het wel slapen, wat ik doe? Ik weet het niet. Ik ben me nergens van bewust, maar tegelijkertijd wel. Ik hoor een zachte klop op de houten deur en veer overeind. Ik kijk naar buiten. De sterren staan nog aan de hemel, er is geen teken dat de zon snel op zal komen. Wie klopt er aan, op dit moment? En belangrijker: hoe weet diegene dat ik hier ben? Ik staar naar de deur en vraag me af wat ik moet doen. Dan hoor ik een zachte stem die mijn naam fluistert. Ik herken zijn stem; het is Kili. Zacht zucht ik. Ik houd echt van hem, maar ik heb rust nodig. Toch sta ik op en open de deur. 'Kee, wat doe je hier?' fluister ik. 'En hoe wist je dat ik hier was?'
'Mag ik eerst binnenkomen?'
'Natuurlijk,' mompel ik terwijl ik de kamer weer in loop. Ik onderdruk een gaap en ga op het bed zitten. 'Mag ik nu weten wat je om deze tijd hier brengt en hoe je wist dat ik hier was?'
'Ten eerste: ik ken je. Ik wist dat je dit zou doen. En ten tweede: ik wil gewoon met je praten.'
'Zoekt Thorin me niet?'
'Deed hij, ja,' knikt Kili. 'hij kwam hier, maar jij was al weg en een van de hobbits die hier werken, was daar alleen, en hij wist niets over jou, dus hij geloofde dat je hier niet was.'
'Hoe boos is hij?'
'Op een schaal van een tot tien? Honderd.' Ik grom zacht en leun tegen de muur. Ik had het kunnen verwachten. Ik had mijn woorden in moeten houden. 'Je hebt jezelf overtroffen, Lee. Ik heb hem nog nooit zo woedend gezien.'
'Weet ik,' mompel ik. 'misschien ben ik een beetje te ver gegaan. Maar ik weiger om achter te blijven. Hoe kan ik hem overhalen om me mee te laten gaan?'
'Dat wordt moeilijk denk ik,' zegt Kili. 'je kent hem.' Ja ik ken hem inderdaad. Dat is nu juist het probleem, ik ken hem te goed. Hij zal nooit toegeven, maar dat wil ik niet geloven. Ik ben niet voor niks hierheen gereisd. 'Kan ik niet gewoon achter jullie aan sluipen?'
'Ja kan het doen, maar ik zal het niet aanraden,' antwoordt Kili. 'als hij erachter komt, vermoordt hij je zeker weten.' Hij heeft een punt. Maar dat houdt me niet tegen. Ik kan ermee leven. 'Weet ik,' zeg ik met een knik. 'hoe laat gaan jullie weg?'
'Vroeg,' zegt Kili. 'als je mee wilt, wat ik niet zou doen, als ik jou was, moet je vroeg klaarstaan.'
'Kan je me dan rust geven?' vraag ik, met een kleine glimlach om mijn lippen. 'ik wil niet half slapend op mijn pony zitten.' Kili lijkt te twijfelen maar knikt toch. ik druk snel een kus op zijn wang voor hij opstaat. 'Tot morgen,' glimlach ik. Kili glimlacht en opent de deur.
'Tot morgen, dan, Lee.' Ik glimlach en ga weer liggen. Ik sluit mijn ogen en hoor de deur zacht sluiten. Het voelt veel beter nu ik een beslissing heb gemaakt: morgen ga ik gewoon mee.

De volgende dag word ik wakker door de zon die bleek in mijn ogen schijnt. ik heb speciaal hiervoor de luiken open gehouden. Ik rek me uit en sta op. Ik onderdruk een gaap terwijl ik mijn wapenriem vastgesp en mijn mantel om mijn schouders sla. Voorzichtig loop ik de kamer uit en ik ga naar buiten. Het is stil in de Shire; blijkbaar slaapt elke Hobbit nog. Niet vreemd, Hobbits zijn vreemde wezens. Zelf heb ik er altijd van gehouden om 's ochtends vroeg buiten rond te lopen. Het is nog fris buiten en ik vind het heerlijk om op blote voeten rond te lopen op het gras dat nog nat is van de dauw. Ik kan wel uren rondlopen, en dat doe ik ook vaak genoeg. Ik loop naar de stallen en zie dat de pony's van het gezelschap verdwenen zijn. Mooi op tijd dus. Ik zadel Esgilia op en rijd weg. Ik heb geen idee waar de rest ooit heengegaan zijn, maar ik neem aan dat ze naar het oosten zijn gegaan, omdat ze naar Erebor willen, dus ik ga die kant op. Af en toe kijk ik om me heen, als ik denk een bekende stem te horen, maar dan blijkt het elke keer weer niks te zijn. Dan zie ik in de verte een stoet, dat moeten de anderen wel zijn, het kan niet anders. Ik glimlach en wil Esgilia aansporen, maar ik bedenk dat ik voorzichtig moet zijn en niet moet opvallen. Ik blijf dus zo ver mogelijk achter ze rijden, maar zorg ervoor dat ik ze net nog kan zien. Ik merk niet dat ik in de teugels knijp, tot ik naar beneden kijk. De kleur is helemaal weggetrokken uit mijn knokkels. Meteen verslap ik mijn greep op de teugels.
We blijven nog een hele tijd doorrijden, dan zie ik dat de groep een rots op gaat. Ik weet dat ze daar naar beneden moeten, want ik zie dat hij niet veel later naar beneden gaat, dus ik blijf op de grond, is ook veel veiliger. Ik kijk twijfelend naar enkele struiken. Ik zou maar al te graag een vuur maken, om me warm te houden, maar ik ben bang dat het mijn positie verraad, niet alleen voor het Gezelschap boven me, maar ook voor mogelijke vijanden. Ik ben onbekend in deze streek, en wie weet wat er hier is? Misschien is er wel een of andere gevaarlijke diersoort hier of...
Mijn gedachten worden verstoord door een schreeuw en ik veer overeind. Automatisch schiet mijn hand naar mijn zwaard en ik kijk om me heen. Wat was dat? Orks waarschijnlijk, ik heb genoeg gehoord over Orks, maar ik vraag me af waarom ze hier zouden zijn. Sauron is allang verslagen en wat hebben ze te zoeken in deze streek? Ik klem mijn zwaard vast en kijk in de richting van het geluid. Nogmaals hoor ik dezelfde kreet, maar dan dichterbij. Mijn ogen schieten naar de struiken. Ik kan vuur maken, Orks zijn bang voor vuur, als ik het goed heb. Maar ik vraag me af of ik genoeg tijd heb, en als ik het doe, word ik waarschijnlijk alsnog opgemerkt door de anderen en dus naar huis gestuurd. Ze moeten me opmerken als we ver weg zijn, dan kunnen ze me moeilijk naar huis sturen. Ik hoor alweer een kreet, maar dit keer is het te dichtbij. Ik hoor voetstappen, maar het zijn geen voetstappen van Orks, het klinkt als wolven. Of misschien zijn het Wargs? Ik trek mijn zwaard en loop in de richting van het geluid. Niet slim, maar iets anders kan ik niet doen. Wegrennen is gene optie, want ik word toch wel ingehaald dan. Dus ik moet wel vechten. Ik kan genoeg zien om goed te vechten, dus dat komt ook wel goed. Hoop ik dan. Ik zie al Orks en, inderdaad, ze zitten op Wargs. Ik slik, als ze op Wargs zitten..dit kan moeilijk goed aflopen. Ik trek mijn zwaard uit de schede. Mijn hart gaat tekeer, maar ik weet dat er geen andere optie is. En als ik toch doodga, het liefste als ik vecht voor mijn leven. Ik wil niet doodgaan terwijl ik als een lafaard wegren. Een vuile geur van dood dringt mijn neusgaten binnen. Het is zo overweldigend, dat ik bijna moet overgeven. Ik haal diep adem. Dit kan ik. Ik negeer de stank en richt mijn zwaard voor me. Een Warg zonder berijder springt op me af en met een zachte gil spring ik naar achter. Mijn zwaard steek ik in de kop van het beest en al snel valt hij op de grond. Een Ork rent op me af en ik weer zijn aanval af. Zijn kromzwaard sla ik uit zijn hand en dan onthoofd ik hem. Als ik opzij kijk, zie ik een Ork op me afkomen met een onheilspellende grijns. Een witte Ork. Mijn ogen schieten naar zijn arm, die niet eindigt in een hand, maar in een wapen, wat veel wegheeft van een haak. Azog, dat kan niet anders maar...hij was toch dood? Hij zegt iets in een taal die ik niet begrijp, Black Speech waarschijnlijk. Hij heft zijn arm met de haak op en ik til mijn zwaard omhoog om de slag te blokkeren. Langzaam loop ik achteruit, terwijl ik probeer om mijn pony te bereiken. Vervolgens pakt Azog een zwaard. Ik kan niet langer blijven staan en draai me om. Mijn pas versnelt en zo snel als ik kan, ren ik weg. Ik vervloek mezelf in mijn hoofd, dit had ik juist niet willen doen, maar ik doe het zonder echt na te denken. Ik voel een vreselijke pijn in mijn schouder. Ik draai mijn hoofd, maar stop niet met rennen. Ik zie het gevest van een dolk uit mijn schouder steken en bloed druppelt uit de wond. Ik kijk weer naar voren en begin sneller te rennen. Ik zie Esgilia al. Ik schiet een paar pijlen af en aan het geluid te horen, raakt elke pijl een Ork of Warg. Ik maak Esgilia's teugels snel los, ik had ze vastgebonden aan een boom, en stijg op, de pijn in mijn schouder negerend. Ik trap zacht in haar buik en zet haar aan tot galop. Ik weet dat ik dit niet had gewild, maar ik heb geen andere keuze, ik kan deze wond niet zelf helen, en ik kan ook niet tijden met een dolk in mijn schouder rondlopen. Ik trek aan de teugels en stuur Esgilia het pad dat ik niet had willen nemen, in. Ik zie al snel vuur maar mijn zicht wordt belemmerd door zwarte vlekken. Ik voel aan mijn schouder. Ik voel een klamme plek, en als ik mijn hand terugtrek, zitten mijn vingers onder het bloed. Ik vloek zacht. Dan kom ik aan bij het kamp van het Gezelschap. Enkele stemmen roepen mijn naam, maar ik heb de kracht niet om te antwoorden. Ik val met een klap op de grond, alle lucht wordt uit mijn longen geperst en dan is alles zwart.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen