010
Ik zie Bilbo omkijken en ik glimlach naar hem. Ik volg mijn oom naar waar hij ook maar heen wilt gaan. Hij stopt uiteindelijk voor een deur en houdt die open. Ik loop naar binnen en mijd zijn blik. We staan in een slaapkamer. Hij lijkt op de kamer van Bilbo, alleen het uitzicht is anders. 'Je praat dus nog met me?' mompel ik, terwijl ik, met mijn rug naar Thorin gedraaid, naar buiten kijk. Ik hoor de deur sluiten. 'Lili...'
'Ik weet dat dat mijn naam is, daar hoef je me niet aan te herinneren, toch bedankt.'
'Lili, luister naar me...'
'Dat doe ik al de hele tijd! Het is altijd hetzelfde als jij er bent, dus dat hoef je me ook niet te vertellen!'
'Ik kan je gedrag niet goedkeuren. Je moet leren je te gedragen zoals van je verwacht wordt!'
'Weet ik! Je herhaalt jezelf alleen maar! Als je me alleen geroepen hebt om me dingen te vertellen die is al mijn hele leven weet, ben ik hier weg.'
'Je moet begrijpen dat ik niet kan toestaan dat je meegaat.'
'Heb je al gezegd,' snuif ik. 'heb je nog iets nuttigs te vertellen, of kan ik verder gaan met mijn leven?' Ik rol met mijn ogen en focus mijn ogen op de sterren in de zwarte lucht. Ik probeer mijn ademhaling gelijk te houden, maar mijn oom frustreert me alleen maar. Het word duidelijk genoeg dat hij me niet vertrouwt. Als hij me eens een kans zou geven...
Het is even stil en ik vrees dat Thorin probeert zijn woede onder controle te houden, net als ik.
Het blijft te lang stil. Dit is geen goed teken. Misschien is hij wel ontploft -ik weet dat ik dat niet mag hopen, maar toch doe ik het. Ik druk mijn nagels in mijn handpalmen en dwing mezelf niet om te kijken. 'Je moet accepteren,' hoor ik Thorin op gevaarlijk zachte toon zeggen, 'dat je niet mee mag.'
'Alsof ik dat niet weet,' sis ik, mijn rug nog naar Thorin gekeerd. 'maar als het aan jou ligt, wordt ik opgesloten in mijn eigen kamer. Als het aan jou ligt, zie ik nooit iets van de wereld. Jij en mam vertelden altijd verhalen over Erebor, hoe mooi het was in de oude tijden. Ik wil dat zien! Ik wil mezelf bewijzen! Maar als ik jou je gang zou laten gaan, zou ik dat nooit kunnen doen! Ik moet wellicht accepteren dat ik niet mee mag, maar jij moet accepteren dat ik geen klein kind meer ben!'
'Lili,' Thorin's stem zorgt ervoor dat een rilling langs mijn ruggengraat trekt. Zijn stem is zacht en laag, net als de grom van een warg voor hij aanvalt. 'jij moet leren om te luisteren! Ik heb vaak genoeg gezegd dat je niet gaat, en als ik zeg dat je niet gaat, dan ga je ook niet.'
'Bij Mahal, ik ben 67, mag ik niet mijn eigen keuzes maken?' Ik draai me om en kijk kort in de ogen van mijn oom. Hij is woedend. Zijn ogen staan kil en zijn mond is amper meer dan een streep. Ik ben dat gewend, ik heb dat vaker. Te vaak. Ik laat hem niet antwoorden, maar kijk naar de deur en zeg: 'Laat maar. Ik mag dus niet mee? Dan ga ik maar, succes met je "queeste" verder.' Voor hij iets kan doen, ren ik naar de gang, pak mijn mantel en wapens en ren naar buiten. Ik gooi mijn mantel over mijn schouders en klem mijn wapens stevig vast. Ik ren zo zacht als ik kan over de straat en vind al snel de herberg waar de pony's gestald zijn. Nog niemand die me volgt. Ik duw de deur van de herberg open en loop naar achteren. 'Kan ik hier een kamer huren?' vraag ik achteloos, terwijl ik omkijk om te zien of echt niemand me volgt. De aangesproken hobbit knikt en ik glimlach vaag. 'Maar ik vrees dat we geen bedden hebben die groot genoeg zijn voor u..'
'Geeft niet,' glimlach ik. 'ik ben wel met minder gewend.' De hobbit knikt.
'Ik zal controleren welke kamers vrij zijn.' Ik knik en kijk naar de deur als de hobbit weggaat. Niet veel later komt hij terug. 'Volgt u mij.' Hij gaat me voor naar een gang. Voor ik de deur sluit, kijk ik nog snel naar de voordeur. Ik zie dat hij openslaat en in een flits zie ik iemand staan. Hij kan geen hobbit zijn. Ik weet vrijwel zeker dat het Thorin is. Ik sluit de deur snel en haast me achter de hobbit aan naar de kamer.
Ik zit op het kleine bed en staar naar de muur tegenover me. Ik ben uitgeput, dat moet ik toegeven, maar ik wil niet slapen. Ik ben bang dat ik morgen, als ik wakker word, uitvind dat de rest al weg is en dat ik dan echt naar huis moet. Maar toch weet ik dat ik moet slapen, omdat ik niet een hele dag op een paard kan zitten zonder enige slaap gehad te hebben. Ik ga liggen en staar naar het plafond. De grootte van het bed valt best mee, als ik mijn benen wat naar me toe trek, pas ik er prima in. Ik kijk naar de vage glinstering van mijn zwaard, dat op de grond ligt. Diep in mijn hart weet ik dat ik naar huis moet, mam zal wel ongerust zijn. Net als mijn vrienden, Maar ik wil het niet. Ik weiger om Fili en Kili achter te laten. Ze betekenen alles voor me. Ik weet niet wat ik zonder ze zou moeten. Tegelijkertijd wil ik me ook bewijzen tegenover mijn oom. En natuurlijk wil ik mee omdat ik het gewoon wil. Ik sluit mijn ogen. Misschien moet ik gewoon gaan slapen. Dan zal ik zien wat morgen zal brengen.
Reageer (1)
Super!!
1 decennium geleden