Foto bij Hoofdstuk 70

Lieve lezers,

Ik heb dit stuk in een recordtijd geschreven. (25 minuten, exclusief het verbeteren.) Dat was omdat ik iemand, die op dit moment bezig is naar Italië te komen, het nog wilde laten lezen. Dus tja... Er kunnen hier en daar wat snelheidsfoutjes in zitten, maar vooral is het gewoon de GROOTSTE CLIFFHANGER VAN HET HELE VERHAAL, of zoiets. In mijn hoofd was hij spectaculairder, maar op zwart-wit valt dat altijd een beetje tegen.

In elk geval... ik ben weer stil en wens jullie veel leesplezier!

Liefs,
Syeira.

‘Ik zou gaan,’ vond Nathaniël. ‘Zeker niet ongewapend, maar ik zou wel gaan.’
‘Maar… ik weet het niet. Ik ben bang dat het een truc is van de Commandant en dat ik dan de verkeerde beslissing neem. Volgens hem zou ik misschien wel moeten gaan, maar ik zou andere soldaten in moeten lichten. Of ik moet niet gaan en ze alleen vertellen dat de mol daar dan is. Ik mag het hoe dan ook niet geheim houden.’
‘Maar, waarom zouden ze dat in godsnaam doen? Ze hebben er helemaal geen voordeel bij. Ze hebben wel betere dingen te doen dan vallen opzetten voor stagiaires, geloof ik. Je moet gewoon gaan. Je moet weten wie die mol is, misschien kan hij helpen. Kom op Maeve, het was het plan hem of haar te blijven zoeken, juist om het plan beter uit te kunnen voeren.’
Iets in me zei me dat de mol ons liever niet wilde helpen, die persoon wilde me iets heel anders vragen. Ik kon hem niet om een gunst vragen, want dat wilde hij al doen bij mij.
‘Oké…’ Ik twijfelde. ‘Maar hoe moet ik er dan heen.’
‘Nou, ik elk geval niet met een brommende auto, dat valt veel teveel op. Ik stel voor de benenwagen te nemen.’ Hij knipoogde naar Jace. Ze barstten in lachen uit. Stelletje gemeneriken. Zij hadden makkelijk praten, zij hoefden de toorn van de Commandant niet te voelen als dit wel een test was geweest.
Ik zuchtte en stopte met ijsberen. In plaats daarvan nam ik plaats op het bed en dacht ik heel erg hard na. Ik had te maken met nog meer moeilijkheden. Het lokaal zat op slot, net zoals het rooster. Alleen al uit de cel komen zou een hele opgave worden. Er waren overal soldaten, dit was onmogelijk, dat wist de mol. Ik zou me in allerlei bochten moeten wringen, maar dat zou het waard zijn. Ik zou weten wie het was, eindelijk zou ik antwoord krijgen op de vraag die nu al drie maanden in mijn hoofd rond wervelde.
‘Ik weet het niet, jongens. Het risico is me te groot.’

Dit was zo’n slecht plan. Ik wilde dit niet doen. Alles in mijn lichaam vertelde me dat ik dit moest laten. Dat ik terug moest lopen naar de cel en gewoon in mijn veilige bed moest gaan liggen. Ik wilde me weer omhullen met het veilige, voorspelbare gevoel van onwetendheid. Maar dat was na die brief toch onmogelijk geweest. Ik had niet kunnen slapen in de wetenschap dat de mol op me stond te wachten. Ik was daar gewoon te nieuwsgierig voor.
Dus ik deed het toch. Nathan en Jace wilden het, ze hadden me gepusht en verteld waarom het goed was om dit te doen. Lorain hadden we er wijselijk buiten gehouden. (Deels vanwege het tijdsgebrek, deels omdat het een ongelooflijke domme zet zou zijn om ons meest hyperactieve, enthousiaste lid te vertellen wat ik me op mijn hals haalde.)
In complete stilte baande ik me langzaam een weg door het centrum heen. Bij ieder geluid schrok ik op.
Eenmaal buiten werd het erger. De kassen waren best wel ver weg en overal liepen soldaten rond met nachtkijkers op. Ik daarentegen kon geen steek zien. Ik was op dit moment waarschijnlijk even blind als Nathaniël.
Toen ik langs de honk van de soldaten kwam, bleef ik even stil staan. Ik was nog geen mensen tegen gekomen, eigenlijk alleen de nachtdienst in de school. Vreemd, er zou veel meer bewaking moeten zijn.
Er brandde overal nog licht in de gangen en er klonk veel geluid. Muziek en joelende stemmen. Ze waren feest aan het vieren, geen idee waarom. Misschien was er iemand jarig. Dat zou wel verklaren waarom ik zo weinig collega’s rond zag lopen.
Ik draaide me weer om om verder te lopen, maar botste ineens tegen iemand aan. In de schrik kon ik maar net de opkomende gil binnen houden.
‘Jezus, Maeve, ben jij dat? Je liet me schrikken.’ Het was Jacy. ‘Wat doe jij hier buiten, schat? Hoor jij niet lekker te slapen?’ Ze trok een wenkbrauw op. Haar nachtkijker stond op haar hoofd, ze kon me zien door een lamp die was aangesprongen toen zij hier langs kwam lopen. Haar blik veranderde van geschrokken naar argwanend. Ik moest heel snel een smoes verzinnen.
‘Ik werd uit de cel gehaald toen iedereen sliep, voor dat feestje, weet je wel. Maar het werd me een beetje te druk en te warm binnen. Iedereen heeft al een paar glazen drank op, en daar kan ik niet zo goed tegen. Ik wilde even een ommetje maken. Een beetje frisse lucht scheppen.’ Kijk niet weg, Maeve. Blijf haar gewoon aankijken, anders heeft ze je door. Laat niet zien dat je staat te trillen.
Jacy keek me nog heel even aan, en zette toen plots haar nachtkijker weer op. ‘Ach, dat is te begrijpen. Ik zal je met rust laten, veel plezier nog. Lekker slapen straks, hè? Anders ben je morgen veel te moe.’ Ze liep weg.
Ik begon te lopen, eerst langzaam, maar toen steeds sneller. Ik deed mijn schoenen uit en sprintte op mijn sokken over het pad richting de kassen. Kas 37, het was alweer een tijdje geleden dat ik daar was geweest. Het was mijn eerste werkplek. Had de mol hem daarom uitgekozen?
Er waren veel plekken om je te verstoppen. Dat kon ook een reden zijn.
Ik liep naar binnen, de hal door en toen helemaal naar achteren. De lichten bleven uit, godzijdank. Het was overal donker. Alleen het kleine plaatje van het horloge wat ik had gepakt uit de voorraadkamer, gaf licht, zodat ik kon zien hoe laat het was. Drie minuten voor tijd. Ik durfde te wedden dat de mol stipt op zeventien over drie kwam opdagen.
Ik zocht een plekje waar hij of zij me niet gemakkelijk kon zien. Wie het ook was, hij mocht als eerste praten.
Toen ik me had verstopt wachtte ik af.
Seconden tikten traag weg. Het kleine pistool in mijn broekband woog ineens een paar ton.
Opeens hoorde ik vage voetstappen in het gangpad. Ik richtte me een klein beetje op zodat ik kon zien wie het was.
Een lange gestalte doemde voor me op. Ik kon geen kleuren onderscheiden, het was slechts een silhouet tegen het licht van de nooduitgang.
‘Maeve?’ zei een bekende, hoge stem. ‘Ik weet dat je daar zit. Kom maar tevoorschijn, ik zal je niets doen.’

Reageer (5)

  • Vibes

    Hmmm... Had Jordan een hoge stem? Ik ga je verhaal doorzoeken naar aanwijzingen.
    Maar een hoge stem geeft me meer een indicatie dat het een vrouw is.

    1 decennium geleden
  • Quies

    Same feelings as the other readers. En ik ben gewoon gefrustreerd dat ik niet eens een gok kan doen op wie de mol is normaal heb ik altijd een mening over zo'n dingen. Om toch gewoon een naam te noemen. Cade. Of Avery. Of Jordan. Damn it. Mooie cliffhanger

    1 decennium geleden
  • Bellaen

    Idylle. Wees blij met het lange weekend, je hebt nog twee dagen om heel snel een einde te maken aan die cliffhanger. Als hij er maandag niet opstaat! Oeh, jij krijgt de kieteldood dame!

    1 decennium geleden
  • Fliine

    Ik voelwme precies zo als Scribe..

    1 decennium geleden
  • Scribe

    Ik heb heel erg veel zin om je uit te schelden tot je verder gaat.

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen