3. Hospital
Ik was nog maar net thuis of ik de telefoon ging al. Ik rende erheen en nam op. “Spreek ik met Jacintha Ongenaert?” “Euh, ja. Wie is dit?” vroeg ik meteen. “Ik ben Lisa, ik bel jou omdat je vader in het ziekenhuis ligt. Hij heeft een auto-ongeval gehad…” De woorden van de vrouw aan de andere kant van de lijn lijken niet door te dringen. Zonder enige reactie staar ik naar de kalender die voor mijn neus hangt. De vakantie was net begonnen en papa had beloofd mij en mijn broer mee te nemen naar Spanje. “Hallo?” klonk door de telefoon. “Ja,” zei ik zachtjes. Toen ik aflegde, wist ik niet hoe snel ik naar het ziekenhuis moest. Ik kon nog geen autorijden, dus moest ik de bus nemen. Maar dat duurde nog een volledig uur voor er hier een langskwam die in de goede richting reed. Ik stoof de trap op naar mijn broers kamer en riep het erge nieuws door de deur. Binnen een seconde was de deur open en stond een bleke jongen van een jaar ouder voor mijn neus. “David, Papa ligt in het ziekenhuis,” herhaalde ik fluisterend. “Kom.” Hij greep me zachtjes bij mijn arm beet en begeleide me de trap af. Hij kon wel autorijden, maar we hadden geen auto. We renden naar buiten en mijn broer stak meteen de straat over om daar bij de buren aan te kloppen. Een vrouw van eind veertig deed open. David vroeg haastig of hij de auto mocht gebruiken en deed snel het verhaal over papa. De vrouw was erg aardig en begripvol gaf ze hem de sleutels. Hij beloofde haar nog snel er later voor te betalen, maar de vrouw sloeg het af. Niet veel later reden we richting het ziekenhuis in de stad. De hele weg zei ik niets en had ik een brok in mijn keel. Mijn broer daarentegen praatte zachtjes geruststellende woorden tegen me en reed zo snel hij kon de parking op. We namen de trappen in plaats van de lift, ookal moesten we helemaal naar de zevende verdieping. Voor de deur aarzelde ik even. Ik moest wel, e niet alleen om even op adem te komen. Een zuster kwam net buiten en keek ons even aan. “Familie?” vroeg ze met een vriendelijk gezicht. We knikten en ze ging ons voor naar binnen. Ze hadden hem snel opgeknapt, blijkbaar was het niet zo erg. Ik stond als eerste naast zijn bed en keek bezorgd naar zijn hoofd dat vol schrammen zat. Het bloed was weggeveegd waardoor de wonden alleen nog maar beter zichtbaar werden. “Geen zorgen, het ziet er erger uit dan het is,” glimlachte de aardige zuster. Als vader zijn ogen open doet, glimlacht hij bij het zien van zijn dochter. “Jullie zijn snel,” mompelt hij. Zijn stem klonk heel normaal. Als ik nu mijn ogen zou sluiten, kon ik misschien net doen alsof er niets gebeurd was. “Hoe gaat het? Heb je ergens pijn?” viel ik uit. Hij grinnikte, dat was een goed teken. “Niet echt, maar dat wil nog niets zeggen, ze hebben me wat pijnstillers gegeven.” Ik kneep in zijn hand die volledig ongedeerd leek en ging naast hem op het bed zitten. Toen hij wat probeerde op te schuiven, zag ik hoe hij zijn gezicht vertrok. “Wat is er, papa?” zei ik meteen, maar hij probeerde te lachen. Zijn lach was wrang van de pijn. Ik keek naar de zuster voor hulp. “Hij heeft een open wond in zijn zij dat nog moet helen, maar ik denk dat het wel snel geheeld zal zijn.” David stapte wat aarzelend naar voor en keek hem aan. ik verwachte een eerder verbaasde blik van papa, vooral omdat ze de laatste tijd vaker ruzie hadden gemaakt dan ik kon tellen, maar hij strekte zijn arm uit en reikte hem zijn hand. David ging aan de andere kant van het bed staan en nam de hand aan. “Het spijt me,” zei hij langzaam. Vader glimlachte en ik zag dat hij het echt meende. “Het is al goed.” De zuster keek op haar horloge en ik zag haar een gezicht trekken. “Het spijt me, maar het bezoekersuur is eigenlijk al voorbij. Jullie mogen morgen uiteraard terugkomen.” David keek haar boos aan, maar ik Stond al op. “We zullen er zijn, morgen,” antwoordde ik. Ze knikte naar ons en nam ons mee naar buiten, de deur achter zich sluitend. “Hij is een echte doorzetter, die vader van jullie,” zei ze zachtjes. Ik glimlachte, maar liep zonder op te kijken naar buiten. Aan de ene kant voelde ik me opgelucht, het had veel erger kunnen zijn. Aan de andere kant had ik een knoop in mijn maag, maar ik kon niet uitmaken of dat te maken had met vader of met David die me straks naar huis zou rijden.
Er zijn nog geen reacties.