H 3 Rhai en Thomas
Rhai zat op de bank enkele meters onder de grond. Hij keek naar het stenen bed die in de hoek stond. De kamer werd door een klein peertje aan het plafond verlicht. Kunstlicht was een van de dingen waar hij wel tegen kon, maar natuurlijk licht, zoals vuur en de zon weer niet.
Rhai keek naar het bed en bedacht, als hij erop zou liggen dat hij tot de avond zou vallen niet meer wakker word. Thomas kwam de kelder in gelopen en keek zelf ook naar het langwerpige bed.
'Het is beter zo, ik ben er om je te beschermen,' sprak hij, maar Rhai voelde zich niet zoals hij gehoopt had.
'Iedere keer als ik hier beneden zit, voel ik gewoon angst om op dat bed te gaan liggen en dat ik nooit meer wakker word,' begon Rhai rustig te vertellen, terwijl hij de knoopjes van zijn donkergrijze bloes aan het losmaken was.
Halverwege stopte hij en keek naar zijn witte handen. Thomas sloeg zijn armen om zijn broer en omhelst hem.
'Het is maar voor een aantal uur, ik ben er voor je als het mis gaat,' stelde hij zijn broer gerust, maar Rhai was gewoon nog steeds niet gerustgesteld. Rhai trok zich los en liet zijn blouse op de grond vallen en liep naar de stenen bed.
'Welstrusten dan maar..' sprak hij en ging op het bed zitten waarbij hij zijn voeten op het uiteinde zette en zich naar achteren liet vallen. Meteen sloten zijn ogen en viel in slaap.
Thomas keek naar zijn broer, raapte zijn blouse op en liet het op de stoel weer vallen, waarbij hij de trap naar boven liep.
Thomas liep de gang op als hij iemand hard op de buitendeur hoorde bonzen. Hij liep naar de grote hal, waar de enorme tral naar boven liep en keek naar de grote donkere van eikenhout gemaakte deur, waar er weer op gebonkt werd.
Thomas liep ernaartoe en opende die op een kiertje, zodat het zonlicht niet geheel bloot kwam te staan op zijn lichaam. Een man van hoogstens vijfendertig stond voor de deur. Hij had een enorme koffer achter zich en zijn bril stond scheef op zijn neus.
'Wie bent u en wat komt u hier doen?' vroeg Thomas en keek de man strak aan. De man slikte. 'Bent u de zoon van de beheerder van dit huis, ik ben Alchom en ik kom hier op uitnodiging hier overnachten,' sprak hij. Thomas opende de deur zo dat de man erdoor kon en Thomas de deur achter hem kon sluiten.
de man keek vol verbazing naar de enorme hal, die vrij donker was.
'Welkom in huize Nightlock wilt u gelijk uw logeerkamer zien,' begon Thomas te spreken. De man draaide zich om.
'Dat lijkt me erg attent van je, maar ik wil eerst de beheerder spreken,' zei hij en pakte de brief uit zijn zak en gaf het aan Thomas die het niet aannam.
'Het spijt me, maar de beheerder is op dit moment niet aanwezig, hij zou pas laat in de middag terug zijn en ik verzeker u om eerst uw koffer naar uw vertrek te brengen.' Alchom knikte met een grote zucht en liep toch achter Thomas aan naar zijn slaapvertrek.
De man zette zijn koffer naast het bed toen ze voor de logeerkamer stonden. 'Er zijn een paar regels, als u ontbijt wilt, moet u naar het dorp hier in de buurt, wij serveren geen ontbijt, het avondeten besteden we met zijn allen aan de grote tafel beneden, waarbij de kok bereind wat er die dag word opgedragen, alleen ik mag bepalen wat we gaan eten.
De kelder en de benedenverdieping aan de westvleugel is ten strengste verboden om te komen, voor de rest is onze biebliotheek vrij om te gebruiken en buiten is er een terras waar u mag zitten. En het laatste en dat is ten strengste verboden, de gordijnen worden overal niet geopend...' Sprak Thomas waarbij de man de gordijnen met rust liet.
Alchom keek de jongenman aan die niet eens gekeken had dat hij aan de gordijnen zat. 'Als u me wilt excuseren dan laat ik je voor nu met rust, u kunt me vinden in de studeervertrekken op de derde verdieping de linkse gang door helemaal aan het einde,' Thomas boog licht en vertrok naar zijn studeerkamer.
Er zijn nog geen reacties.