Hoofdstuk 67
‘Je… wát?!’ Jace veerde op. Hij balde zijn vuisten en zette zijn rechtervoet in een ferme beweging naar voren. Mijn richting op. Meteen werd er een stoot adrenaline mijn bloedbaan in gestuwd. Al mijn zintuigen verscherpten. Het deel van mij wat ik beschouwde als het geschoolde deel, het deel van de Regering, was er nog niet uit. Niet toen ik hier net was en ook nu niet. Juist nu niet. Het was versterkt, maar op een andere manier. Het was veranderd. Dat vond ik fijn.
Ik gaf Bloesem aan Nathaniël en ging in een defensieve houding voor ze staan. Mijn hart was een race tegen de klok begonnen, alsof hij sneller wilde kloppen dan het licht. Stomme menselijke signalen. Ik wist ook wel dat ik doodsbang voor hem was zonder dat iedereen in deze ruimte dat ook meteen moest horen.
Ik haalde diep adem. Rekte zoveel mogelijk tijd. ‘Denk hier even goed over na, Jace. Je hebt een belofte afgelegd, wil je die nu al breken?
Ga alsjeblieft weer zitten, je maakt me nerveus.'
‘Ik had nooit kunnen voorzien dat je hiermee zou komen,’ vond hij. ‘Je hebt ons al de hele tijd voorgelogen. Ik bedoel: ik dacht dat we eerlijk tegen elkaar zouden zijn. Als echte vrienden. Ik dacht dat ik je kon vertrouwen.’
‘Niemand hier is te vertrouwen, Jace. We hebben allemaal geheimen.’ Nathaniël stond op en legde zijn vrije arm om mijn schouders. ‘Je weet niet alles van iedereen, gast. Wen er maar aan. Wij weten ook niet alles van jou, en dat is maar goed ook. Ik denk niet dat ik het zou wíllen weten. Daar is je verleden me iets te heftig voor.’
Ik was het roerend met hem eens. ‘Bovendien heb ik “jullie” niet de hele tijd voorgelogen, maar alleen jou. Nathan wist het al een poosje.’
Jace ging weer zitten, zijn hoofd in zijn handen. Hij deed me denken aan Nathaniël, toen ik hier nog maar net een paar uur was. Hij wachtte toen gespannen op de soldaten die kwamen voor de avondroutine. In vergelijking met nu, was hij twee maanden geleden heel stil geweest. Hij hield me bezig, maar meer niet.
Nu ik zo terugdacht, voelde het als langer dan twee maanden. Misschien was het ook wel langer dan twee maanden – de dagen klopten niet meer in mijn hoofd.
Het was net als dezelfde kleuren verf die je bij elkaar legt op een plankje. Als je de stipjes uit liet lopen vervaagden de grenzen tussen de verschillende hoopjes verf en liepen ze door elkaar heen. Omdat het dezelfde kleur was, kon je helemaal de één niet van de ander onderscheiden.
Ik wist nog dat we kaartspellen speelden om de tijd door te komen. De eindeloze discussie over de extra deken. Ik won.
Pas na een week, zo niet langer, had ik een halve nacht in mijn eigen bed doorgebracht.
Een mens kan heel erg veranderen in ‘mogelijk iets meer dan twee maanden’. De Maeve van toen had altijd iets naiëfs en onschuldigs gehad. Zij deed altijd haar best op school, was het lievelingetje van een heleboel docenten en wist helemaal niet zeker wat ze van de Regering vond. Alleen dat er iets borrelde, ergens heel erg diep in haar buik. Het tikte zachtjes, als een wekker. Het vertrouwde ritme liep in die periode iets sneller dan voorheen. Heel langzaam werd het tempo verhoogd.
Het onschuldige randje was uitgehard en een beetje verkleurd. Het was asgrijs geworden. Ik kon mijn mening eindelijk ergens op baseren.
Ik heb nieuwe mensen leren kennen. Eén daarvan recht voor me, een wanhopige blik in zijn ogen. Dit had hij er eigenlijk niet bij willen hebben. Dat kon ik me voorstellen.
‘Ik zei toch dat het geen slim plan was om het hem te vertellen,’ mompelde ik tegen Nathaniël. ‘Nu hebben we alleen maar meer problemen. Wat als hij het allemaal doorgeeft?’
Jace hief zijn hoofd. ‘Maak je geen zorgen, ik houd mijn mond wel. Een belofte is een belofte. Maar… Het is vreemd. Mijn hoofd geeft me zoveel info tegelijk. Kan… kunnen jullie helpen het een beetje op een rijtje te zetten?’ Zijn ogen smeekten om verlichting en verheldering. Hoe kon ik weigeren?
‘Natuurlijk,’ zei ik. ‘Wat heb je eruit kunnen vissen?’
‘Dat je… “goed” moet zijn. Geen kwade bedoelingen of zoiets. Want ja, je bent nog steeds een beroerde toneelspeelster en anders was Nathan echt ongelooflijk op je afgeknapt.’
‘Dat kan kloppen,’ vond die. ‘Ik vind mensen die zich niet inzetten voor de belangen van de mensen van wie ze houden niet aardig. Maeve voldoet gelukkig helemaal aan mijn eisen. Sterker nog: ze is een beetje rebels aan het worden. Van haar heb je niet zo veel te vrezen. Het is eerder omgekeerd. Ik durf te wedden dat zij nog steeds als de dood is dat jij het allemaal doorklept aan de rest van het centrum. Dat zou zo goed als haar dood betekenen. Dus alsjeblieft, zorg ervoor dat die angst ongegrond blijkt te zijn. We hebben je nodig.’
‘Waarvoor zouden jullie mij nodig hebben? Ik ben toch alleen maar een lastpak met een te groot ego en een heleboel mazzel. Al is die mazzel nu wel heel erg op.’ Dat waren de woorden van een gebroken jongeman, die ooit stevig in zijn schoenen had gestaan. Jace was anders gewend, dat wist ik nog goed van de verhalen die Cade me destijds had verteld. Als één van de weinige mensen die hier leefden in gevangenschap, had hij de kans gekregen om te trainen waar hij in verschilde van anderen. Daarom verdacht ik hem ervan dat hij alles zou doen om weer zijn oude ‘status’ terug te krijgen. Iemand waar anderen bang voor zouden moeten zijn. Maar Jace was diep van binnen eigenlijk helemaal niemand waar je bang voor wilde zijn. Hij was ontzettend zachtaardig en lief en een goede vriend.
Ik kon me gelukkig prijzen met hem. Zelfs al had ik eerst bij hoog en laag anders beweerd.
Ik legde een hand op zijn schouder. ‘Jace, we hebben je heel erg hard nodig. We willen hier weg.’
‘Wacht, wat?’
‘Ja,’ zei Nathaniël. ‘Het is precies hoe het klinkt. We willen hier weg en we hebben een team nodig om ons daarbij te helpen.’
‘Doe je mee?’
Hij dacht even na. Heel even maar. ‘Natuurlijk, hoe kan ik weigeren?’
Reageer (2)
Alleen door te zeggen dat de cliffhanger er bijna aankomt word ik all zenuwachtig!
1 decennium geleden