Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 6
‘Johan IV!’ Een van zijn lijfwachten snelde naar hem toe om hem nieuw nieuws te brengen, hopend dat de stemming van hem beter zou worden. ‘ Rooksignalen zijn vanuit het kasteel te zien, ze lijken van de twee die u vooruit gestuurd heeft te komen!’ even keek hij naar het kasteel in de verte, veel dichterbij waren ze niet gekomen in de tijd dat zijn mannen zich bewapende. Het scheen toch wel een hele klus te zijn een heel klein leger te bewapenen, ook al heeft Johan weinig ervaring met dit soort dingen toch wist hij het snel voor elkaar te krijgen. ‘Schiet dan maar op, ik wil weten wat jullie van die rooksignalen wijs kunnen worden.’ Bij dat laatste grinnikte hij sterfelijk, hij was waarschijnlijk de enige van de groep die geen rooksignalen kon lezen, de rest had het overal wel een keer geleerd. Het is een veel gebruikte methode hier in dit land, je kon het van mijlen afstand lezen, het enige nadeel was dat het heel veel tijd kostte om een lange boodschap te verzenden. Daarom hadden ze voor rapporten – zoals; er zitten een hoop vijanden, we hebben hulp nodig, veilige plek. Enzovoort, er waren in de loop der jaren steeds meer signalen bijgekomen.
Heel af en toe kwam een van de drie die de rooksignalen aan het lezen waren terug om iets op het perkament te zetten. Het begon er steeds meer op te lijken dat een groot deel van de verraders het leger had gezien en al snel gevlucht was, wat ze er niet uit konden halen was dat er in het kasteel stiekem nog wel wat zaten.
‘Schijnbaar is het dorp bijna helemaal leeg Sire, de meeste zitten in het kasteel of zijn gevlucht. Dat is het enige wat we eruit hebben kunnen krijgen. Het zou genoeg moeten zijn om nu actie te kunnen ondernemen.’ Sprak een van de hoogste commandanten – die natuurlijk wel allemaal onder Johan stonden, hij was immers prins en rechtmatige eigenaar van de troon hier in dit gebied.
De schaduwen werden langer en steeds donkerder werd het pad dat ze beliepen, in een groot rechthoek liepen ze richting de rand van het bos. Hun harnas was lastig te zien door de bomen en struiken waar ze doorheen liepen, maar stiekem konden de meeste dieren hen gewoon zien vanwege het maanlicht dat op hun pak weerkaatste. Een stevig tempo zat erin en rust werd niet toegekend, ze wilde zo snel mogelijk de mensen in het dorp helpen. En erna naar het kasteel van de koning van het hele land, de vorst in dit geval. Hij kon hulp geven aan de overlevende en een nieuw dorp laten bouwen. Erna zou Johan wraak nemen op deze mensen, ze hadden immers zijn dorp overvallen en een hoop mensen om het leven geholpen.
‘De zon verteld ons dat het bijna tijd is om de jongens te helpen Sire.’ Rustig legde hij aan Johan IV uit hoe hij aan de zon kon zien hoe laat het was. Johan was gefascineerd door het idee hoe je aan de zon kon aflezen hoe laat het was, misschien niet zo precies, maar precies genoeg om bij de twee vooruitgestuurde jongens te komen.
‘Laten we opschieten, zelfs met een heel leger voel ik me in deze bossen niet echt veilig.’ Angst klonk in de stem van Johan, ook al kwam hij hier wel vaker omdat het bijvoorbeeld de eerste dag van het jachtseizoen was. Toch voelde hij zich hier minder thuis, bossen hield hij niet van, hij hield van zijn eigen kasteel waar alles op zijn beloop ging.
‘Haal een stuk of zes paarden en breng ze hiervoor! Ik wil wat snelheid met een paar van jullie gaan maken.’ Riep hij naar een van zijn knechten die al snel een paar paarden losmaakten - en een paar andere knechten om hulp vroeg.
‘Luister, ik wil alleen wat polshoogte gaan nemen hoe ze het voor elkaar hebben gekregen. Ik wil weten of ze in het kasteel zitten en zo niet helpen we ze eerst om de poort open te krijgen, wanneer we dat weten en is gelukt gaan we pas terug. Duidelijk?’ Vooral dat laatste vroeg hij heel streng, de rest maakte hem niet veel uit, dat zou uiteindelijk toch wel lukken. Hij was eerder bezorgd over de jongens die hij al zijn hele leven zag trainen, zij verdienden het niet om hier al aan hun einde te komen. Hij zou het zichzelf nooit vergeven als hier iets met hun zou gebeuren, het liefst was hij met hen meegegaan. Toch ging het wel goed met de jongens, alhoewel hun plan misschien niet lukte waren ze uiteindelijk toch blij elkaar nog te hebben.
‘Rustig Johan, ze hebben elkaar nog!’ Sommige van zijn lijfwachten waren al goede vrienden van hem sinds zijn jeugd, zij mochten altijd gewoon Johan zeggen in plaats van; Prins, Commandant, Generaal. Het maakte Johan sowieso niet uit welke titel ze gebruikte, als ze maar wisten dat hij de bevelen uitdeelde en niet een of andere idioot die even de baas dacht te spelen.
‘Hoe kan ik die twee er ooit alleen op uit hebben gestuurd… hoe kon ik zo stom zijn…’
Er zijn nog geen reacties.