Tirion
Eindelijk een nieuw hoofdstuk na al die weken.
mijn lieve lezers het spijt me dat het zo lang heeft geduurt,
veel lees plezier vanavond
Helaas nog niet de confrontatie met Fëanor zoals ik had gehoopt, maar dat verandert nog
mijn lieve lezers het spijt me dat het zo lang heeft geduurt,
veel lees plezier vanavond
Helaas nog niet de confrontatie met Fëanor zoals ik had gehoopt, maar dat verandert nog
H4 Tirion:
Langzaam kreeg het eiland van de Valar een helder beeld. Bergen rezen op vanuit het verschiet en de groene landen van de kust werden zichtbaar. De zoute geur van de zee drong Angels neus binnen toen ze over de reling naar het eiland keek. Dat langzaam donkerder werd, boven haar verschenen langzaam kleine sterren aan de lucht.
Angel was dan wel in de middag aan boord gegaan, maar haar reis duurde wel een paar uur. Nu scheen de maan helder boven haar hoofd en de sterren schitterde in de zwarte lucht van de nacht. Toen het schip eenmaal aanmeerde aan de haven van het onsterfelijke land sprong Angel gelijk van het dek de kade op, hopend om iemand te zien die haar zou verwelkomen, maar er was niemand om haar te verwelkomen, of dat dacht Angel te minsten. Als ze goed gekeken had naar het pad dat tussen twee hoge bergen, in de richting van een dorp liep, had ze kunnen zien dat daar in de duisternis een man met twinkelde ogen naar haar stond te glimlachen terwijl hij op zijn staf leunde.
Maar nu liep hij rustig op haar af. TIK TIK TIK klonk het terwijl de onderkant van de staf de stenen grond raakte, maar weer gaf Angel geen gehoor aan de naderende man, ze bleef maar om zich heen kijken opzoek naar haar begeleider die haar naar Manwë zou brengen, maar ze zag nog niets en het werd al donkerder.
‘Ik zou willen dat die begeleider opschoot. Volgens Manwës brief zou er iemand op me wachten, maar ik zie niemand. Waar wacht die man op, een geschreven uitnodiging?’
‘O, werkelijk,’ klonk het achter haar. ‘Ik sta hier al een paar uur op jouw te wachten, ik had gedacht dat je niet meer kwam. Dat je het als een grap had beschouwd en thuis was gebleven. Maar ik ben blij dat je gekomen bent, mijn lieve vriendin.’
Die stem! die stem die ken ik. Angel draaide zich snel op, ze had de stem herkend en toen ze het oude gezicht met de witte wenkbrauwen zag wist ze het.
‘GANDALF!,’ Angel stormde snel op haar oude vriend af en omhelsde hem, ‘Ik wist niet dat je hier was, nauw ja,’ met een grijns van oor tot oor zocht ze naar worden. ‘Ik wist wel dat je in de onsterfelijke landen was, maar niet dat je me zou ophalen, oh! Wat is dat geweldig.’
Angel wist het niet, maar Gandalf was door Manwë persoonlijk gevraagd om haar op te halen bij de haven. Hij wist dat een mens nooit naar de onsterfelijke landen zou mogen komen en ondanks Angels geschiedenis over Eärendil, de zeevaarder, haar voorvader,die naar Valinor vaarde in de eerste era. Zij zou nooit de weg weten.
Maar nu stond Gandalf met wijd open gesperde armen, zijn oude metgezel op te wachten. ‘Dat is lang geleden, Angel. Ik zie dat je niet veel veranderd ben in al die jaren, je bent natuurlijk een afstammeling van Lúthien en Beren en van Isildúr en Angel, jouw voorouders, dus het verbaast me niks.’
‘hmpf!, ik zie dat jij ook niet veel veranderd ben, Gandalf. Je praat nog steeds in raadsels, maar het is iets dat jouw beschrijft en waar ik van hou.’
Nu was het Gandalf die begon te lachen, maar daarna werd hij serieus. ‘Kom, we kunnen de valar niet laten wachten. Vertel me onderweg maar hoe het met je gaat en wat er de afgelopen tien jaar gebeurt is met je.’ Hij wees naar het pad. ‘Deze kant op, vrouwe Angel en aanschouw de heerschappij van de Valar.’
Zo arriveerde Angel in de onsterfelijke landen. Van alle gevaren die ze gedurende haar jonge leeftijd had mee gemaakt, was dit de wel het meest ongelofelijkste dat ze ooit mee had gemaakt.
‘Is er iets mis, Angel?’ vroeg Gandalf haar van onder zijn wenkbrauwen aan kijkend, ‘Je bent erg stil.’
‘Ik ben een beetje misselijk, Gandalf. Dat is alles. Waar zijn we nu?’ Angel wende snel naar een ander onderwerp. Ze wilde Gandalf niet vertellen dat ze misschien zwanger was van haar 9de kindje, hij zou waarschijnlijk zeggen dat 8 kinderen hebben onnatuurlijk zou zijn, dus hield ze het maar voor zich.
De twee witte wenkbrauwen van Gandalf schoten omhoog en staarde haar even aan. ‘We gaan nu naar Tirion, de stad van de Noldor, daar is Finarfin de koning. Hij is erg geliefd onder de Noldor en hij is de vader van vrouwe Galadriel, ze verwachten je al in het huis van de koning.’
‘Vader van?’ hier keek Angel van op en ze struikelde bijna over haar eigen voeten. Snel wist ze haar grip te bewaren door met haar armen te zwaaien en naar achteren te leunen, met een opgetrokken wenkbrauw keek ze Gandalf aan. Ze was zo verbaast van Gandalfs woorden over Galadriëls vader dat ze de rest niet hoorde. Galadriels vader was koning van deze plek, dat betekende natuurlijk dat zij een prinses was.
Gandalf was al door gelopen en deed net alsof hij Angel niet had zien na denken. ‘kom op Angel, je word verwacht en we zijn al laat.’
Zo snel ze kon rende Angel achter hem aan en verminderde haar vaart toen ze weer naast Gandalf liep. Wie kon nu op haar wachten en wat wilde ze toch van haar.
Er is maar één manier om daar achter te komen.
‘We lopen nu door Calacirya, ook wel het pad van licht genoemd. Deze weg loopt naar de hoofdstad van de Noldor waar ik het net over had. Jaren geleden betrad Eärendil deze pas toen hij hulp zocht voor de elfen en mensen in Midden-aarde. Ik neem aan dat je over dat verhaal gehoord hebt?’
Met zijn borstelige wenkbrauwen keek Angel aan. Maar Angel was niet bang voor die wenkbrauwen. Sterker nog het deed haar glimlachen.
‘Natuurlijk, ken ik dat verhaal, iedereen van die lijn kent het verhaal. Maar wie had ooit gedacht dat… wow.’
Terwijl Angel Gandalf wilde antwoorden waren ze de smalle pas uit gelopen en betraden ze het grote domein van de noldor; De hoofdstad Tirion.
Ogen zo groot als borden keken versuft alle kanten op. De adem stokte in Angels keel toen ze de hoge gebouwen aanschouwde. De witte gloed van de muren glansden in het donker alsof de nacht nooit gekomen was.
Even bleef Angel staan, starend naar de aloude stad voordat ze door Gandalf mee getrokken werd. ‘We zijn er nog lang niet, Angel en we hebben niet veel tijd meer.’
Zo snel ze konden trokken de twee door Tirion, er was geen elf te zien op straat, iets wat Angel wel erg verdacht vond. Maar ze wilde Gandalf niet kwijt raken en besloot dicht bij hem te blijven.
Gees, ik was vergeten hoe snel Gandalf kon lopen op zijn leeftijd. Het duurde even maar na een tijdje kwamen Angel en Gandalf bij een grote gouden poort. Het lopen begon een kwelling te worden voor Angels voeten en ze vroeg zich af of Gandalf geen last had. Maar de oude tovenaar liet niks merken en liep rustig door alsof ze een paar meter hadden gelopen en niet het halve land hadden door kruist.
‘Hier scheiden onze wegen Angel,’ Gandalf liep naar de boog en ging op het gras zitten dat daar groeide. ‘Hier moet jij verder, achter deze poort houden de valar hun raad, en daar moet jij bij aanwezig zijn. Houd moed, Angel hier in het land van de valar heb je niets te vrezen.’
Glimlachend keek Gandalf de jonge vrouw aan terwijl ze twijfelend naar voren liep. Overal zou Angel zonder aarzelen naar voren zijn gestapt, maar nu, in een onbekend land, in een onbekende plaats, durfde ze het niet. Wat zou er op haar wachten en wat was er zo belangrijk dat de raad van doom haar vroeg om te komen terwijl het voor de stervelingen onmogelijk was om naar dit land te gaan.
‘Nauw,’ mompelde Angel terwijl ze door de boog liep. ‘ Er is maar een manier om daar achter te komen en dat is door gaan. Gandalf tot straks.’
En terwijl Angel naar de raad van doom liep, naar de valar op hun tronen keek Gandalf dromerig voor zich uit. ‘ Ik denk niet dat je het leuk gaan vinden, maar het zal je leven helemaal veranderen. Angel Maannevel.’
Reageer (2)
Oeh, die hou ik dus nog van je te goed
1 decennium geledenOh my god, Gandalf je bent geweldig. I love you <3
Gandalf!!! ik hou zo van die tovenaar!
1 decennium geledensnel verder!!!