15 - Onheldere mengsels
Ik nam mijn pakje sigaretten en ging naar buiten. Ik ging neerzitten op een oude tuinbank. Ik opende het pakje en nam de oranje aansteker die ik ertussen had gestoken. Er waren net genoeg sigaretten weg zodat de aansteker er nog bij paste. Ik aarzelde een seconde. Ik bedacht me niet en nam er eentje en stak ze aan. Het was vreemd. Ik hield niet van sigaretten, maar toch ook weer wel. De eerste sigaret na een lange tijd smaakte altijd vreemd en misschien zelfs vies, maar toch werd de eerste een tweede. Een verslaving kon ik het niet noemen. Het was eerder een gewoonte die ik mezelf aangeleerd had - met jou als voorbeeld.
Ik kon dagen en ook wel weken zonder, maar het kalmeerde me toch zo. Soms was een sigaret een ideale oplossing om de gedachten in mijn hoofd te sussen. Net zoals vandaag. En als ik kon kiezen tussen mezelf kalmeren of gek worden van de stemmen in mijn hoofd, dan ging ik resoluut voor een sigaret. Het was nodig totdat ik mijn eigen gedachten de baas was en ik mezelf zelf kon kalmeren.
Ik keek naar mijn mobieltje. Er waren amper drie minuten verstreken. Hoelang moest ik ook alweer wachten? Ik zuchtte, ik was het niet meer zeker. Mijn handen trilden, maar dat stond los van mijn nicotinegehalte. Nog een sigaret dan maar, eentje maar. En ik genoot ervan alsof het echt mijn laatste was.
Even later ging ik terug naar binnen. Het pakje liet ik achter op de keukentafel. Mijn benen liepen automatisch naar de badkamer. Mijn lichaam was klaar voor het vonnis, mijn geest nog niet. Ik deed de deur achter me dicht en draaide de sleutel om. Zo was ik er zeker van dat niemand dit moment met me zou kunnen delen. Ik draaide mijn hoofd naar het potje gele substantie op de wastafel. Mijn hoofd draaide zich onmiddellijk weer om. Ik durfde niet. “Komaan, Alice”, zei ik hardop tegen mezelf. Ik nam diep adem en plaatse mijn beide handen op de uiteinden van het wastafeltje. Ik keek naar mijn gezicht in de spiegel. Ik had er al beter uit gezien, maar zeker en vast ook al slechter. Ik draaide de knop om.
Mijn hand griste naar het bekertje. Mijn andere hand nam het stokje vast en draaide het langzaam om. Het was een kwestie van streepjes tellen. Twee streepjes. Het was een kwestie van de bijsluiter op voorhand gelezen te hebben. Ik goot de urine weg en spoelde het bekertje uit. Met het stokje in mijn hand verliet ik de badkamer. Zonder ook maar echt te kijken liep ik naar mijn kamer. Ik wilde roepen of gooien met iets, maar dat zou niets veranderen. Ik wilde ook niet dat mijn huisgenoten zouden denken dat ik gek werd. Al zouden ze gelijk hebben, ik voelde me gek worden. Gek van gevoelens. Ik wilde zo hard in het stokje knijpen dat het zou breken, maar daarmee zou ik de waarheid niet ongedaan maken. Ik kon het stokje amper bij naam noemen. Maar het drong allemaal wel tot me door, weliswaar uiterst langzaam. Twee streepjes, een bijsluiter en een zwangerschapstest. Een optelsom die een kind als resultaat gaf. Ik was zwanger. En het zou ik en mijn kind zijn, wij met z’n tweetjes. Een vader was uitgesloten.
Ik ging terug naar waar ik zopas vandaan kwam en liet mijn hoofd boven de toiletpot hangen. Ik kon niet uitmaken of dit tot de ochtendmisselijkheid behoorde of tot het misselijk zijn van gevoelens. Dit kon ik er nu niet bijhebben, maar ik had geen plan B. Dit kind zou geboren worden, mijn kind - ons kind.
Er zijn nog geen reacties.