Hoofdstuk 65
Toen we de auto stationair lieten draaien – we konden midden in de nacht niet zomaar naar binnen lopen – kwam er een klein team van soldaten naar buiten. Normaal gesproken zou ik bang worden van de lopen van geweren die op mij gericht waren, maar nu was ik te moe om er überhaupt op te letten.
Cade stapte uit, zette de auto af en hief zijn handen op. ‘Relax, mensen. We komen gewoon terug van de hoofdstad op een… bizar en enigszins onchristelijk tijdsstip. Geen Dwalingen of ontsnappingspogingen. Dat zou trouwens echt heel stom zijn, om een auto lang aan te laten staan.’ Hij rolde met zijn ogen. ‘Kom op, Maeve is ziek, ze moet naar bed toe met goede pijnstillers.’
De vuurwapens verdwenen en bezorgde gezichten kwamen ervoor in de plaats. In het centrum waren je collega’s je familie. (‘Is het de Epidemie?’ ‘Nee, joh, een griepje, denk ik.’ ‘Of gewoon aanstelleritis.’)
Ik zuchtte, moe en met buikpijn. ‘Mensen, ik ben gewoon ongesteld. Ik verga bijna van de kramp in mijn buik, dus schiet een beetje op met die pillen, ja?’
De groep schoot uit elkaar als een school vissen. Ik kreeg vijf bedden aangeboden, die ik allemaal afwees. ‘Ik wil gewoon terug naar de cel, oké? Mijn éigen bed. En dan zorgen jullie maar dat dat te regelen is. Mijn eis was in theorie niet moeilijk in te willigen. Alle Dwalingen zouden moeten slapen. Behalve Bloesem dan.
Op weg naar de cel kreeg ik een beker water in mijn handen gedrukt. ‘Ik heb de medicijnen erin opgelost, liefje.’ Dat was Jacy. Overduidelijk.
‘Dankjewel,’ zei ik. Ik klokte alles naar binnen. We stonden al voor de ingang van de cel. Het rooster was opengeschoven – ik kon er zo in. Ik nam afscheid van Jacy met een knikje. Cade kreeg een geluidloos dankwoord. Hij begreep het.
Ik verdween achter vertrouwde tralies en trok langzaam mijn schoenen uit terwijl de buikpijn wegebde.
Zodra de stalen deuren dichtsloegen bewogen er twee mensen. Ik bleef even stil staan en liet me door de groepsknuffel opslokken.
‘Maeve?’ vroeg Jace.
‘Gaat het nu beter?’ vroeg Nathaniël.
‘Ja, het gaat nu prima. Hoe… komen jullie los? Waar zijn de medicijnen?’ mompelde ik tegen Nathans schouder. Zo’n twee meter van zijn bed af en hij kon me met allebei de handen een heel dikke omhelzing geven. ‘Waarom gebeuren alle interessante dingen altijd alleen als ik weg ben?’
‘Jace heeft zichzelf losgemaakt nog voor ze helemaal weg waren. Nogal een risico, dus, maar het werkte, want hij viel niet in slaap of zoiets. Daarna hielp hij mij. Daarom kon ik ook opnemen toen jij belde.’
‘Kan ik je straks trouwens even, uhm, alleen spreken?’ fluisterde ik. ‘Als Jace slaapt, of zoiets. Ik wil je wat dingen vertellen.
‘Geen probleem, denk ik. Al ben ik al best lang wakker, dus wel pittig moe.’
We verplaatsten ons naar de bedden. Ik maakte de jongens weer vast, maar met het infuus slechts los in het verband gewikkeld, niet in de pols. Jace viel al snel in slaap, zelfs zonder de medicatie. Pas zodra ik zeker wist dat hij echt niet meer zo snel wakker zou worden, wekte ik Nathaniël uit zijn dutje. ‘In die droom die ik had, was de tijd zo’n elf jaar verder. Ik was volwassen en had duidelijk de keuze gemaakt om jullie te verlaten en voor mezelf een leven op te bouwen. Met een man en een kind. Ik had nog wel contact met jou en Bloesem en Jace, maar dat verwaterde heel snel. Ik was te bang dat jullie iets zou overkomen. Zelfs toen Bloesem werd verplaatst, durfde ik geen actie te ondernemen.
Ik weet het niet zeker, maar volgens mij had ik de rest van mijn leven last van een soort geheugenverlies op bepaalde momenten. Ik dacht dat het nog nu was, en mijn partner benoemde die keer in de droom als “alweer”. Hij leek er ervaring mee te hebben.’
Nathan knikte, en knikte, en knikte nog een keer. ‘Goed… Dus wat is nu je punt?’
‘Dat het me deed inzien dat ik van die keuzes, iedere keuze die me bij jou weghaalt, alleen maar slechter wordt. Ik doe alleen maar meer mensen pijn.’
‘En dat wil je niet,’ concludeerde hij.
‘Nee, dat wil ik niet,’ zei ik beslist. ‘Maar er is, als je kijkt naar hoe we er nu voor staan, maar één mogelijkheid waarop ik dat niet hoef te kiezen. En dat is hier samen uit zien te komen.’
‘Dus… je wilt een ontsnappingsplan maken?’
‘Ja.’
‘Hoe? Met een draaiende auto? Want dat is gedoemd te mislukken,’ grijnsde hij.
‘Heb je dat gehoord? O, wat gemeen. Het was Cade’s plan, en op de “handen omhoog” na, eigenlijk best een sterk idee.’
‘Als jullie zomaar naar binnen waren gelopen waren jullie zonder waarschuwing compleet overhoop geschoten. Het was briljant. Zelfs de grootste Appel-hater zou dat moeten erkennen.’
‘Denk je dat ik dat ben? De persoon die hem het meest veracht?’
‘Nee, zeker niet. Je bent zeker niet iemand die ook maar één persoon zo diep kan verafschuwen dat niemand je daarin kan overschaduwen. Volgens mij mag je hem zelfs graag, al wil je dat misschien nog niet toegeven voor jezelf. En hij is ook best oké, eigenlijk. Hij is niet zo… Tja, hoe moet je dat uitleggen? Niet zo gevoelloos, denk ik. Hij is gewoon wat softer dan al die sadistische volwassenen. Ik persoonlijk vind hem een goede gast.’
‘Dat is fijn. Ik begin hem ook steeds meer te mogen, maar hij vertelde daarstraks zoiets raars. Zijn vader is opgepakt omdat hij geholpen zou hebben met het verbergen van Dwalingen. Ze zijn er achter gekomen dat hij bij die organisatie zat. Cade heeft nooit meer iets van of over hem gehoord. Hij woont bij zijn moeder en zijn broertje. Best sneu, eigenlijk. Maar ik vraag me dan wel af, waarom ze niet meteen iedereen hebben meegenomen van de familie.’
‘En waarom is hij in vredesnaam soldáát geworden?’ Nathan sprak ‘soldaat’ uit alsof het iets verachtelijks was. Iets belachelijks. Een baan voor idioten die geen snars begrepen van hoe de wereld in elkaar zat.
Hij had groot gelijk. Ik kon mezelf wel tot die groep rekenen. Cade misschien ook nog wel. ‘Ik heb twee complottheorieën.
De ene is dat hij zo gehersenspoeld is dat hij de acties van zijn vader afkeurt, en een soort tegenhanger wil zijn. Dat hij zich zo van hem heeft afgekeerd dat hij een exacte tegenpool probeert te zijn door in principe exact het tegenovergestelde te doen.’
‘Dat klinkt…’ Nathaniël dacht er even over na. ‘Bijzonder griezelig en verwerpelijk voor een verder mentaal gezonde jongen. Wat is complottheorie twee?’
‘Dat hij níet succesvol gehersenspoeld is door de Regering, en juist zijn vaders daden ziet als geweldig. In dit geval zal hij – als hij in deze positie als soldaat verkeert – het werk van zijn vader voort willen zetten. Als hij geen soldaat was geweest, had hij het willen doen, maar misschien toch niet kunnen doen. En anders stond hij in een lichtelijk onhandige positie. Dit getuigt van lef, en een goed stel hersens.’
‘Dat klinkt… beter. Zeker niet slecht, in elk geval. Het past wel bij hem, denk ik.’
‘Dat vond ik nou ook,’ glimlachte ik trots.
‘Maar… Denk je dan dat hij de mol zou zijn?’
‘Nee,’ zei ik beslist. ‘Hij kan onze mol zeker niet zijn.’
‘O.’
‘Maar hij is in dat geval wel één mol. Gewoon niet de onze. En ik gok zomaar dat ze elkaar goed kennen.’
Reageer (3)
Interessant hoofdstukje.. (:
1 decennium geledenHoly shit, had Cade nog nooit op die manier bekeken!
1 decennium geledenGeniaal. Gewoon geniaal. Heeft Jace het nou wel of niet gehoord? Is hij de mol? Hij kon zichzelf losmaken en viel niet in slaap...
1 decennium geleden