Hoofdstuk 64
‘O, Maeve, doe niet zo raar. Het komt allemaal wel goed. Ik denk niet dat ze het midden in de nacht echt actief in de gaten houden. Daar zijn ze veel te lui voor. Wat heb je gedroomd?’
‘Ik weet het niet meer zo goed. Maar op het laatst was Bloesem elf en werd bij jou en Jace weggehaald. En ik woonde ergens in een groot flatgebouw in een groot appartement met Boyce. En Roma was er ook, maar haar heb ik niet gezien. Zij was mijn dochter, maar niet Bloesem. Bloesem was bij jou. Ik kon jullie zien via een camera. Jullie wachtten tot ik zou bellen, maar ik had nog niet gebeld. Ook de vorige dag niet. En toen zei Bloesem: “Wanneer belt mama?”. En dat voelde zo… raar. En nu ben ik in paniek en wil ik terug. Ik wil zeker weten dat jullie allemaal oké zijn.’
‘Goed dan. Ik kon geen touw aan je verhaal vastknopen, maar dat is doorgaans een eis voor een droom. Ik zie je wel verschijnen, hoop ik.’
‘Lekker slapen, nog,’ mompelde ik treurig.
‘Zal ik doen.’ Hij hing op.
Ik kwam overeind en borg de tablet weer op in mijn tas. Daarna trippelde ik door de gang, het gesprek had me gekalmeerd, maar maakte ook dat ik op mijn hoede was. Gepakt worden vanwege samenspannen met een Dwaling was wel het laatste wat ik kon gebruiken in deze toestand. Eerst moest ik Cade vinden.
Hij had het nummer van zijn slaapzaal wel doorgegeven, maar of ze hem ook lieten gaan. Ik moest toneelspelen bij een groepsleider. Als ik me niet vergiste sliepen die op de derde verdieping in de kamers rechts.
Ik rende de trappen af zodat ik ging hijgen en dacht koortsachtig na hoe ik het beste mijn paniek weer op kon voeren. Of het in elk geval doen lijken alsof ik echt heel erg snel naar huis moest.
Ik roffelde iets te hard op de deur en toen die open ging keek ik met snelle bewegingen om me heen. ‘Meneer… Ik moet nu naar huis. Alstublieft, ik houd het niet meer uit, hier. Ik word langzaam gek. Ik moet… weg.’ Het was een mevrouw. Dat wist ik. Maar dat zei ik niet.
‘O, liefje, wat is er aan de hand?’
‘Ik heb ontzettend buikpijn en ben misselijk. Ik word duizelig, daar kan ik niet tegen. Ik denk dat ik straks flauwval.’
‘Is er iemand die met je meegekomen is hierheen?’
‘Cade Compass, mevrouw.’
‘Goed, dan gaan we die optrommelen voor je. Kom maar mee, schat.’ Ze kletste tegen me alsof ik een kleuter was. Of een gestoorde. Precies goed. ‘Weet je waar hij ligt te slapen?’
Even later stond ik met Cade in de garage. Hij had een felle discussie met de vrouw gevoerd. Zij vond eigenlijk dat ik naar de ziekenboeg moest vanwege mijn buikpijn. (‘Straks is ze zwanger, of zoiets? Je weet het nooit met dit soort meisjes.’ ‘Eigenlijk weet ik dat heel goed, mevrouw. Ze is echt niet zwanger. Ze moet gewoon naar een vertrouwde omgeving toe. Ik regel het verder wel. Kunt u ervoor zorgen dat de autoriteiten niet moeilijk gaan doen?’ ‘Nou, nee, dat kan ik…’ ‘Hoeveel wilt u hebben?’ Het was geregeld. Dankjewel, Cade.)
In de auto, op weg naar het centrum keek hij me vragend aan. Eén wenkbrauw opgetrokken. ‘Je bent niet echt duizelig, hè? Je hebt een toneelstukje opgevoerd, of niet soms.’
Ik knikte. ‘Ja, nou ja. In het begin was ik wel echt in paniek, maar ik was niet duizelig. Ik wilde gewoon terug naar het centrum.’ Ik vermeed het woord ‘huis’ angstvallig. Dat kon alleen maar een verkeerde indruk geven.
‘Ik vind het wel best. Ik sliep toch al slecht in dat bed. Man, ze leken wel verdacht veel op jouw bed in de cel. Zouden ze daar inmiddels eigenlijk stapelbedden in gezet hebben? Jordan had gezegd dat niet te doen. Hij dacht dat het teveel zou worden voor dat kind van je.’
‘O, dus hij heeft nog een hart!’ spotte ik. ‘Dat is fijn om te horen.’
Appel lachte. ‘Je bent nog steeds boos om die pyromaan, hè? Volgens mij mag je die gast wel, toch? Ik vind het nog steeds knap dat je het doet. Het lijkt me toch best eng, al zijn ze niet allemaal even gevaarlijk, natuurlijk. Soms vraag ik me wel eens af… zou de Regering het niet allemaal een beetje aandikken? Ik werk hier nu twee maanden, en ik ben nog maar één keer aangevallen.’
Had ik iets gemist? ‘Door wie, dan?’ De enige persoon die hem pijn gedaan had was…
‘Door jou, weet je nog? Die keer dat je me sloeg. Dat was een mooie, trouwens. Ik liep nog vijf dagen met een blauwe plek rond, ook op mijn dagen vrij. Mijn moeder was meteen bezorgd toen ik langs ging. Mijn broertje vond het vooral heel erg fascinerend hoe ik in elkaar kromp als hij in het donkerste stuk prikte met zijn nagels.’
Of ik het wilde of niet, ik schoot in de lach. Het was best grappig, want in het begin had ik hem nooit kunnen beschouwen als grappig. Laat staan als bondgenoot, potentiele vriend of iemand die ik genoeg vertrouwde om me over snelwegen in het donker naar huis te brengen. Dat leek nu allemaal te zijn veranderd. Hij was best oké. Ik moest stoppen met die vooroordelen.
‘Ik heb je nog nooit horen vertellen over je familie,’ merkte ik op. ‘Hoe zijn ze?’
‘Ik was op bezoek bij mijn moeder en broertje. Mijn oudere zus is negentien en woont met haar partner ergens waarvan ik de naam niet kan onthouden. Ze is docent geschiedenis. Onderzoeker Archeologie, specialisatie in lesgeven omdat ze altijd al had willen werken met kinderen.’
‘Mag ik vragen wat er met je vader is gebeurd? Of was die niet thuis. Dat heeft de mijne ook heel vaak. Hij moet ver reizen voor zijn werk.’
‘Je mag het best vragen, hoor. Ik weet niet wat er met hem is gebeurd. Hij is opgepakt en we hebben nooit meer iets van hem vernomen.’
‘Waarom is hij opgepakt?’ Ik vreesde dat ik te ver ging, maar ik was te nieuwsgierig.
‘Hij was een mol, net zo eentje als die wij nu zoeken. Hij kwam op voor de Dwalingen.’
Een uur stilte later kwamen we aan op een donker en stil centrum. De plek die ik nu ‘thuis’ noemde.
Reageer (2)
Ik heb een haat liefde verhouding met Cade
1 decennium geledenIk vind Cade ook wel interessant ja.
1 decennium geledenMaar ik ben nu wel heel benieuwd hoe hij verder over zijn vader denkt? Is hij daar trots op? want dan kan hij helpen! Hij begint in ieder geval wel al te twijfelen aan de regering. MOOI!
Have fun in limburg!