008
Daar stond ik, naast de stuurman. Ik gaf hem de juiste richting. Schip inzicht werd er groepen. Alle hens aan dek riep mijn vader. Laat de kanonnen riep ik. Ik tekende nog snel wat richtingen op de kaart. Blijf in een cirkel varen zei ik nog tegen de stuurman. Het schip kwam steeds dichterbij. Piraten slingerden over. Ik hoorde zwaarden klinken. Ik trok mijn zwaard en vocht me een weg naar de touwen. Eindelijk kreeg ik er één te pakken. Ik slingerde rond het schip en vocht met mijn vrije hand. Kanonnen riep ik. Het volgende moment hoorde kanonschoten en luid geschreeuw. Terugtrekken riep de kapitein van het andere schip. Zijn piraten slingerden terug of sprongen over boord. Juinende piraten stonden op ons schip. Gewonnen riep mijn vader trots. Hoeveel doden vader zei ik. We hebben geluk gehad, 0 doden zei hij. Gewonden vroeg ik. Een paar zei hij. Ik bekeek mijn vader, gelukkig hij was niet gewond, ik daarentegen. Ben je oké vroeg hij. Op een paar wonden na, ben ik op en top oké zei ik. Ik liep een hut binnen. Een man behandelde mijn wonden. Genezing zal lang duren, het zijn diepe wonden zei hij. Net wat ik dacht zei ik. We verbinden het even, helpt tegen bacteriën en bloedverlies zei hij. Hij verbond mijn linker bovenarm, mijn rechter hand en mijn rechter scheenbeen. Ik liep terug naar het dek. Ik ging weer naast de stuurman staan en gaf de route aan. Kapitein u bent gewond zei hij. Ik voel me prima, bedankt voor het vragen zei ik. Hij knikte en richte zich weer op de koers. Mannen, bereid je voor zei hij. De kist zal nader in ons handen zijn riep ik. Er zullen geen dode vallen zei mijn vader. Er zal geen piraat op de lier liggen, de enige die de juiste koers hebben zijn wij riep ik. De bemanning joelde. We legde aan bij een grot. Met een lantaarntje liepen we voorzichtig naar binnen. Daar lag de kist, klaar om gepakt te worden. Halen riep ik. Twee mannen liepen richting de kist, voorzichtig tilde ze hem op. Rennen zei ik. Met de bemanning achter me aan renden we terug naar het schip. Snel klommen we aan boord. Varen riep mijn vader. Na een paar seconden stortte de grot in. Waar is de kist riep ik. De twee mannen kwamen aangelopen met de kist. Breng maar naar de hut van mijn vader zei ik. Ik liep achter ze aan. Wie durft mij te storen zei hij. Ik vader zei ik. Hij draaide zich om en keek naar de kist. Je hebt hem zei hij. Zet daar neer zei hij tegen de twee mannen. Ik liep ook naar binnen. Gaat het al beter zei mijn vader toen de mannen weg waren. Diepe wonden, genezing zal lang duren zei ik. Mijn vader knikte. Wat zit er in de kist vroeg ik. Het is beter als je het niet weet zei hij. Ik liep de hut uit. Hijs de zeilen, we varen naar land riep ik.
Reageer (2)
snel verder
1 decennium geledenaaaaaah wa zit er in????? snel verdrrr!!
1 decennium geleden