006
Ik draaide me om en zag iets bewegen in de jungle. Ik liep er rustig heen maar toen ik zag dat het een mens was en weg rende, begon ik ook te rennen. Ondanks de voorsprong die hij had, had ik hem nu bijna. Plots dook er een tijger recht voor mijn neus op. Ik zette een stap achteruit en trok mijn zwaard. Ik keek over de rug van de tijger en zag dat de persoon was gestopt. Hij liep terug en nu kon ik zijn gezicht zien. Peter pan stond aan de ander kant van de tijger met een bloedende arm. Ik slikte. De tijger brulde en kwam naar mij toe. Ik zag hoe Peter aan zijn staart trok, zo hard als hij kon. De tijger schrok van zijn actie en vlugte weg. Peter rende weer weg en ik volgde hem. Hij rende een grot in. Ik trok mijn zwaard en keek voorzichtig de grot in. Niemand te zien. Ik liep zo stil ik kon de grot in. Er brandde een paar kaarsjes. Nu heb je me zei een stem. Ik draaide me om en zag Peter op een soort troon zitten. Koninkje spelen, Peter zei ik. Ik stond op en kwam dichterbij. Dat was vroeger zei hij. Ik hield mijn zwaard stevig vast. Ik bekeek hem. Hij had geen een wapen bij zich. Nu hield ik mijn zwaard nog steviger vast. Dit is een val, hè Peter zei ik. Nee zei hij tot mijn verbazing. Ik bekeek de ruimte goed. Nergens lagen wapens en ik kon geen goeie verstop plek vinden. Langzaam stak ik mijn zwaard terug in mijn riem. Wat wil je van me zei ik. Je weet dat je vader een moordenaar is zei hij. Dat weet ik zei ik. Waarom ben je dan bij hem zei hij. Het is mijn vader zei ik. Hij knikte. Dus je bent kapitein zei hij samen met mijn vader zei ik. Waarom dood je me niet zei hij. Ik keek weg. Je heb de kans ervoor gekregen zei hij. Ik keek hem nog steeds niet aan. Ik hoorde zijn voet stappen dichterbij komen. Geef antwoordt, Juna zei hij. Hij legde zijn vinger onder mijn kin en duwde hem omhoog. Ik keek nu recht in zijn ogen. Ik trok mijn dolk en prikte er mee in zijn kin. Raak me niet aan zei ik. Hij zette rustig een paar stappen achteruit. Kalm aan zei hij. Ik stak mijn dolk terug in mijn riem. Ik draaide me om en wilde de grot uit lopen. Ik voelde een hand mijn pols vastpakken. Ik werd terug gedraaid. Ik keek in Peters ogen. Wat wil je van me zei ik. Antwoord was het enige dat hij zei. Ik ben geen moordenaar zei ik en trok me los. Blijf zei hij. Waarom zou ik blijven zei ik. Je bent daar niet veilig zei hij. Dat maak ik zelf wel uit zei ik. Ik keek naar zijn arm. Zitten zei ik. Waarom wilde hij zeggen maar ik keek hem dreigend aan. Ik pakte een flesje water en twee lapjes stof. Ik liep naar Peter toe en ging naast hem zitten. Hij keek me verward aan. Ik pakte zijn arm en legde die op mijn schoot. Ik pakte één van de lapje en deed er een beetje water op. Ik wreef over de snee die ik veroorzaakt had en maakte het schoon. Ik keek naar Peter en zag hoe hij me aanstaarde. Ik legde het andere lapje er op en bond er daarna een doek om heen. Dat is beter zei ik. Ik stond op en liep richting de uitgang van de grot. Ik hoorde zijn voetstappen achter me. Ik ga mee zei hij. Waarom zei ik. Het is donker en ik denk niet dat je de weg vanaf hier naar je schip weet zei hij. Het is gevaarlijk zei ik. Geef ik niet om zei hij. We liepen door de jungle en tot Peters verbazing wist ik de weg erg goed.
Er zijn nog geen reacties.