36.
Rustig waad ik door het langzaam stromende water van de rivier. Visjes schieten overal langs mijn voeten heen en ze zijn erg makkelijk te doorboren met mijn drietand. Ik moet moeite doen om niet nu alle vis al op te eten, zoveel honger heb ik. Maar ik ben niet de enige persoon die van deze vissen moet leven, dus ik houd mezelf in. Ook de gedachte aan een feestmaal zorgt ervoor dat ik rustig doorga.
Het is zo fijn om weer eens in koel stromend water te staan en te vissen. Ook al is dit natuurlijk in een totaal andere omgeving en sta ik hier om een totaal andere reden, even voelt het weer als thuis. De hete zon, het zoute water, de geluiden van kletsende mensen en krijsende zeemeeuwen. En natuurlijk de persoon die ik het meeste mis: Finnick. Ik kijk op naar een stralende blauwe lucht, die in het echt nooit zo blauw zou kunnen zijn, en doe alsof ik Finnick, via de cameraverbinding van het Capitool, recht aankijk. Waarom is het leven zo oneerlijk? Dat eerst Finnick de arena in moest en nu ik. En de 23 andere tributen, die er ook niet zelf voor gekozen hebben om te vechten voor de dood. Behalve misschien een paar beroeps die zichzelf hebben aangeboden, maar zelfs zij verdienen eigenlijk beter dan hun hele leven alleen maar getraind te hebben voor de spelen.
Zuchtend kijk ik weer naar beneden en probeer er niet meer aan te denken. Het maakt niet uit dat het leven oneerlijk is. Het maakt niet uit dat we gedwongen worden om te vechten tot de dood. Het zal in elk geval niets aan mijn situatie veranderen. Ik moet ervoor zorgen dat ik gezond blijf, genoeg vis vang, en het allerbelangrijkste: dat ik blijf leven. Al ben ik eigenlijk niet eens zo slecht bezig. Ik heb eindelijk een goede bondgenoot, die ik na het gevecht met de mutilanten echt kan vertrouwen, ik heb schoon drinkwater en vers voedsel en ik heb zelfs een keer een sponsorgeschenk gekregen, wat er op zou moeten duiden dat ik sponsors heb. Dus zo slecht gaat het nog niet.
Ik probeer luidop te bedenken wie er allemaal al zijn gestorven tijdens deze spelen en hoeveel tegenstanders ik nog heb. Hoeveel mensen er nog dood moeten voor ik misschien naar huis zou kunnen.
'Tijdens het bloedbad zijn er dertien gedood. De dag daarna ging Sarah doodt.' Het doet me nog steeds pijn om haar naam uit te spreken of haar naam alleen al te horen. 'Verder zijn de tributen uit 3 doodt en ook Pearl is vermoord. Dat zijn al zeventien doden. Nog zes en ik kan naar huis.'
De gedachte dat nog maar zes tributen tussen mij en district 4 staan is tegelijkertijd geweldig als ondraaglijk. Nog nooit is district 4 zo dichtbij geweest in de arena. Nog nooit heb ik er zo over nagedacht dat ik dus nog maar zes personen hoef te doden. Zes vermoorde tributen, zodat ik naar huis zou kunnen. Ik weet niet meer waar ik blij mee moet zijn.
'Maar als ik er nog zes hoef te vermoorden.' praat ik luidop verder tegen mezelf. 'Wie zijn die zes dan?' Op mijn vingers tel ik mee. Brianna, Matthew, Sky, Jenna, Bradley... En nog iemand. Ik weet dat het me nooit zou lukken om Brianna of Matthew te willen doden. En Sky, Jenna en Bradley kan ik niet eens doden, zij kunnen veel te goed vechten. Maar welke tribuut is er verder dan nog in leven? Wie is het gelukt om op de een of andere manier de beroeps te ontlopen en ook genoeg eten te hebben?
'Iemand uit 7 misschien?' mompel ik zachtjes. 'Of uit 5? Uit 12 denk ik in elk geval niet.'
'En waarom niet iemand uit 12?' klinkt plotseling een zware jongensstem.
Geschrokken draai ik me in één beweging om met mijn drietand in de aanslag. Een paar meter verderop staat de jongen uit 12 rustig één van mijn pas gevangen vissen op te eten. Hij hoort daar niet zo relaxt te staan eten, terwijl er een gewapende beroeps voor hem staat. Maar zijn houding is niet het enige wat me zorgen baart. In zijn andere hand houdt hij een speer, waar bloed over de punt druipt. Plotseling komt de angstaanjagende gedachte in mij op dat hij misschien wel Pearl vermoord heeft. Een beroeps, die al haar hele leven voor de spelen trainde, hoort niet vermoord te worden door een jongen uit één van de armste districten. Plotselinge angst is duidelijk in mijn ogen te zien, wat de jongen er amuserend vindt.
'Voor we het gevecht aangaan wil ik even één ding duidelijk maken.' gaat de jongen verder. Het verbaasd me dat hij zegt "voor we het gevecht aangaan" en niet "voor ik je vermoord". Hij verwacht blijkbaar dus niet dat ik gemakkelijk ben te doden en dat zorgt ervoor dat ik me al iets zelfverzekerder voel. Een heel erg klein beetje, voor de duidelijkheid.
'Waarom verwacht niemand dat iemand uit district 12 tributen kan doden?' De jongen praat onverstoorbaar door, alsof hij alle tijd heeft. 'Waarom denkt iedereen dat mensen uit 12 niet kunnen vechten?' Hij speelt losjes met de speer in zijn handen. 'Waarom verwacht niemand dat ik de spelen kan winnen?'
Reageer (3)
Indd, omdat zij gaat winnen ! <3
1 decennium geledenEn omdat het geweldig is.
1 decennium geledenOmdat Annie gaat winnen, daarom
1 decennium geleden