Foto bij 002

I'm his daughter. Sometimes i wish i never know my dad.

Ik zag hoe gekwetst hij was. Ik sloot mijn ogen en deed ze weer open. Hij was weg. Ik pakte mijn koffer en mijn ketting vast. Bring me to James Hook zei ik. Het volgende moment stond ik in een kamer. Ik liep naar het raam en keek naar buiten. Fijn, ik zit op het schip van kapitein Hookk zei ik. Wie in piraats naam ben jij zei een man die een hand miste en hem vervangen had door een haak. Ik ben je dochter zei ik aarzelend. Nooit, zij is lang geleden vertrokken en nooit terug gekeerd zei hij. Ik ben terug, James Hook zei ik. Hoe weet jij mijn naam zei hij. Mijn naam is Nikita Juna Hook zei ik. Jij bent echt mijn dochter, waarom ben je terug vroeg hij. Mam is dood zei ik zonder mijn emoties te tonen. Mijn verloren dochter zei hij en omhelsde me. Hij keek in mijn ogen. Je lijkt zoveel op je moeder zei hij. Waarom ben je nooit terug gekomen, pap zei ik met een traan in mijn ogen. Ik wilde terug gaan, maar ik kon het niet zei hij. Ik snikte. Niet huilen, liefje zei hij. Ik blijf hier zei ik. Natuurlijk blijf je hier zei hij. Voor altijd zei ik. Voor altijd zei hij. Kom ik stel je voor aan de bemanning zei mijn vader. Ik liep achter hem aan. We stonden naast de stuurman op een soort balkon. Bemanning riep mijn vader en iedereen stond stil. Ze liepen naar voren en luisterde. Ik wil jullie voorstellen aan mijn dochter, Juna riep hij. Ik slikte. Ik liep naar voren en ging naast mijn vader staan. Ze juichte toen ze mij zagen. Luister goed, er is een nieuwe regel riep mijn vader. De bemanning werd nu stil. Wie mijn dochter pijn doet, zal langzaam en pijnlijk sterven riep hij. De bemanning hield hun adem in en slikte. Ga weer terug aan het werk riep mijn vader als een echte kapitein. Weet je mijn kindje, het is tijd voor een hoed en een zwaard zei hij tegen me. Ik ben de dochter van een piraat en kapitein, dus waarom niet zei ik. Hij pakte een bruine hoed met rode en witte veren. Ik gleed met mijn hand over het leer. Ik pakte de hoed aan en zette hem op. Ik keek in een spiegel. Ik pakte een riem gemaakt van hetzelfde leer als mijn hoed en deed hem om. Mijn vader gaf me een groot zwaard aan. Ik bekeek het zwaard goed. Het was schitterend. Ik stak hem in mijn riem. Hier zei mijn vader. Hij had een dolk en 5 messen in zijn hand. Om je te beschermen zei hij. Ik pakte ze aan en stak ze in mijn riem. Verder kreeg ik een kompas en een zakje gouden munten. Niet dat hier veel te kopen is zei mijn vader. Ik lachte. Ik ben blij dat ik hier ben zei ik. Nu lachte hij. Wanneer gaan we aan land vroeg ik als een echte piraat. Snel, liefje, snel zei hij.

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen