Het Meisje Met Het Oneindige Geluk
"Here in the forest,
dark and deep,
I offer you eternal sleep."
“Je zult het niet geloven, maar ik heb het oneindige geluk.” Een meisje, nog geen 10 jaar oud, zat bij de fontein op het dorpsplein. Mensen om haar heen keken verwonderd op. Hoe kon een meisje, een wees nog wel, het oneindige geluk hebben? “Leugenaar, hoe kun jij dat zeggen? Jij hebt niks!” De menigte gromde instemmend. Het meisje keek verwonderd op. “Hoe kunt u mij een leugenaar noemen? Ik heb echt het oneindige geluk!” Gemompel ontstond er om haar heen. Mensen die zeiden dat het raaskallerij was, mensen die een beetje braaf instemmend knikten en mensen die nadenkend voor zich uit keken. “Wat heb je dan voor oneindig geluk?” Het was de vraag van de oude boer, die een stukje buiten het dorp woonde. Het meisje kreeg een glimlach om haar gezicht en ging er eens voor zitten. “Niet ver hier buiten het dorp is een bos. En ik dat bos daar woon ik. En dat bos heeft een geheim. Het bezit prachtige schatten!” Trots, op haar bos, keek ze om zich heen, kijkend naar de verbaasde reacties van de menigte. Ondertussen was de burgemeester er ook bij komen staan, hij was wel benieuwd naar de reden van alle commotie op het plein. Het was dan ook dat hij vroeg: “En meisje wat voor schatten heb je dan in JOUW bos?” Hij was wel nieuwsgierig naar de verhalen van dit kind. “Houd uw hart vast, mijn menig mens, want deze schatten hebben velen van u nog nooit gezien.” “Vertel nou maar.” Het was de barse stem van de burgemeester. Hij wilde snel een eind aan de onzin hebben. “Als u een stukje hebt gelopen, het pad volgend, komt u uit op een prachtig veld. En elke dag bij de eerste zonnen stralen liggen daar fonkelende dingen. Ik weet de namen niet, maar ze schitteren als zo fel als de zonenstralen ze raken dat mijn ogen worden verblind.” “Diamanten! Ze heeft diamanten!” De boer maakte een sprongetje van vreugde en meerdere mensen keken gelukkig om zich heen. Nadat het weer stil werd ging het meisje verder met haar verhaal alsof niemand er doorheen had geroepen. “Dat is niet alles hoor. Ik heb ook prachtige taferelen! Mooie uitzichten, vormen die je nog nooit hebt gezien. Een prachtige schat al zeg ik het zelf.” Weer iemand die er doorheen riep: “Ze heeft schilderijen! Kostbare schilderijen.” Onverstoord ging ze verder: “En een van de laatste schatten is natuurlijk wel het mooist. Het geluid in dat bos is zo weerzinwekkend mooi! Elke dag geniet ik er weer van.” “Ze heeft muziek, een prachtig koor met instrumenten erbij!” Nu begon iedereen door elkaar te roepen. Ze wilde het zien met hun eigen ogen, ze wilde de schatten zien die dit kind gevonden had. De burgemeester, sluw als hij is, had al een heel plannetje opgezet. Hij maande iedereen tot stilte en sprak het kind toe: “Hoe kan ik jou geloven als ik het niet met mijn eigen ogen heb gezien?” Mensen knikten instemmend. Het meisje reageerde met een glimlach: “U bent morgen allen uitgenodigd om te komen kijken naar mijn kostbare schatten! Als u voor het opgaan van de zon hier allemaal verzameld, neem ik u allen mee naar mijn schatten.” Ze stak haar hand uit naar de burgemeester die deze gretig vast greep en hem schudde. Het was afgesproken, ze zouden de schatten gaan zien.
Nog voordat de zon op was had het meisje iedereen opgehaald. Het was een frisse ochtend en het was een beetje mistig. Ze liepen nu over het pad, diep in het bos. Terwijl ze liepen verdween de mist ook een beetje. De mensen keken al gretig om zich heen en spitste hun oren. Allemaal opzoek naar die hemelse muziek, prachtige schilderijen en natuurlijk de diamanten. Het meisje liep voorop en de burgemeester liep vlak achter haar, haar niet uit het oog verliezend.
Plots stond het meisje stil en keek iedereen uit over een groot grasveld. Iedereen wilde doorlopen maar werd tegen gehouden door het meisje. “Kijk.” Fluisterde ze. Je kon tussen de bomen door de eerste warme zonnestralen zien. Ze raakte het veld aan, en heel het veld leek wel te glimmen. “Kijk, kijk!” Het meisje sprong vrolijk op-en-neer. Iedereen keek het meisje vervreemd aan. “Wat moeten we zien?” vroeg de vrouw van de bakker. “Kijk goed! Dat zijn jullie diamanten!” Iedereen keek beter naar het veld maar het enige wat ze zagen waren de kleine dauwdruppeltjes die op de grassprietjes zaten. “Dat zijn geen diamanten, dat zijn dauwdruppeltjes.” Zei een vrouw geïrriteerd. “M-maar.. ze schitteren zoals ik had verteld en.. en jullie zeiden dat het diamanten waren.” De menigte reageerde niet en het was alleen de boer die zei: “Laten we verder gaan. Waar zijn die kostbare schilderijen?” Met vernieuwde energie sprong het meisje weer op-en-neer. “Ga maar met je rug op het veld liggen dan zal je het zien!” Het meisje rende naar het midden van het veld en ging daar liggen, met haar rug op het gras. Iedereen volgde haar voorbeeld. “Kijk, kijk! Daar zijn de prachtige taferelen. Schilderijen noemde jullie ze toch?” Nu werd de burgemeester boos. “Dat zijn gewoon wolken! Doe niet zo raar kind.” “Wolken? O, dat wist ik niet.” Beteuterd keek het meisje naar haar voeten. Het waren maar wolken. “Nou, je laatste kans. Waar is de muziek?” verdrietig reageerde het meisje: “Overal om je heen.” Iedereen was nu stil. Ze luisterden en luisterden maar ze hoorden geen gezang of muziekinstrumenten. Het enige wat ze hoorden waren het ritselen van de blaadjes aan de bomen, het vroege vogelgezang en het gezoem van de ijverige bijen. “Ze heeft ons voorgelogen!” “Ze hield ons allemaal voor de gek!” “Niks geen diamanten, muziek of kostbare schilderijen! Helemaal niks!” Iedereen was boos door elkaar aan het schreeuwen, zelfs de burgemeester. “Sla haar bond en blauw!” riep iemand uit. Iedereen draaide zich woedend om naar het kleine meisje en begon haar te slaan, te schoppen en haar haren uit haar hoofd te trekken. Het meisje kon niks anders doen dan huilen. Nadat de menigte klaar was met haar liepen ze terug naar hun dorp en gingen ze verder met hun werk alsof er niks was gebeurd. En het meisje? Het meisje lag op de grond tussen al haar schatten. Haar laatste blik werpend op haar mooie taferelen en haar prachtige diamanten. Ze hoorde het prachtige gezang van de natuur om haar heen. Hoe de vogeltjes een prachtig afscheidsliedje zongen, de bijen even ophielden met werken om naar haar te kijken en de blaadjes zachtjes ritselde. Zij was de enige die al het moois in de wereld had gezien. Glimlachend deed ze haar ogen dicht om ze nooit meer open te doen.
Reageer (2)
Prachtig, echt enorm mooi. :')
1 decennium geledenWauw! Super mooi :')
1 decennium geleden