Hoofdstuk 1 - Wennen 3
Mijn ogen waren dicht toen ik op mijn bed lag. Het was stil in de kamer. Ik voelde het matras onder me. Ik had het warm.
Mijn armen lagen naast me. Ik was ontspannen. Er waren geen prikkels die me bezig hielden. Ik lag een tijdje zo op het bed. Ik dacht aan de plek waar ik was, aan mijn ogen, het bed waar ik op lag, hoe ik hier terecht gekomen was totdat ik opeens twee handen om mijn arm voelde. De handen knepen hard in mijn arm, maar het lukte me niet om los te komen of om mijn ogen open te doen. Niets lukte meer. Ik kon alleen nog meer denken en ademen. Ik kon mijn hoofd niet bewegen, mijn handen niet bewegen, mijn benen niet bewegen, helemaal niets. Een stem praatte tegen me maar ik kon geen woord verstaan. Het leek op een vrouwenstem, maar ik was er niet mee bezig. De situatie voelde heel erg bedreigend. Van mezelf weet ik dat ik goed kan aanvoelen wanneer iets niet in de haak is. Op de een of andere manier heb ik het door wanneer er iets fout gaat.
Een derde hand greep mijn arm vast. Ik kon nu twee stemmen horen. Ik kon maar niet horen wat ze zeiden. Het leek alsof de twee met elkaar aan het praten waren. Ik kon echt geen woord horen, maar het leek erop dat ze ruzie hadden. Ik voelde hoe de handen samen knepen en aan me begonnen te trekken.
Ik werd door elkaar geschud terwijl ik niet terug kon doen. Er flitste van alles door mijn hoofd. Ik werd moe. Heel erg moe. Uiteindelijk zakte ik weg en werd ik wakker in een droom. Ik werd wakker in een droom met ontzettende hoofdpijn maar ik kon mezelf nu wel bewegen. Ik liep over straat en naast me liep een jongen. Later bedacht ik pas dat ik die jongen helemaal niet kende. We waren aan het praten over vakantie. Hij vertelde dat hij naar een nieuw hotel ging met een groot zwembad en enorme kamers. Ik nam het allemaal in me op en we liepen samen verder. We kwamen bij een winkel waar we allebei een broodje hamburger kochten. In de winkel rook het naar rozen. Toen we naar buiten stapten, kwamen we terecht in een ondergelopen straat. De hele straat lag vol met water. Links van ons kwam een klein bootje voorbij varen met een jongetje en een meisje erin. Ze waren aan het peddelen en ze giechelden voortdurend. Achter hen aan kwam een hoge auto. De wielen van de auto waren zo groot, dat de auto zelf niet nat werd.
Als je droomt, is niets raar. Je loopt over straat zonder dat je beseft of door hebt hoe je daar gekomen bent en je koopt een broodje hamburger die je in de droom even later niet eens meer hebt. Niet belangrijk genoeg blijkbaar.
Er zijn nog geen reacties.