Hoofdstuk 1.2 | The Conviction
De jongen leunde tegen de deur aan, zijn armen over elkaar heengeslagen. Een simpel wit t-shirt bedekte zijn bovenlichaam, daaronder droeg hij zwarte skinny jeans. Een normale jongen, zul je aan de hand van deze omschrijving denken. Toch was dit niet helemaal het geval. Harry zag een soort witte gloed om de jongen heen, iets wat niet honderd procent gebruikelijk was bij een normaal persoon.
“Wie ben jij en hoe kom je in mijn kamer?” vroeg Harry wantrouwend. “Ik heb een schaar.” voegde hij er nog aan toen, op een toon die dreigend moest overkomen. Wie weet was de vreemde jongen wel een of andere seriemoordenaar, en in dat geval wilde hij zeker weten niets met hem te maken hebben.
“Oh, bedoelde je deze?” vroeg de jongen, terwijl hij de groene schaar die Harry altijd op zijn bureau had liggen nonchalant omhoog hield. “Ik had al zo’n vermoeden dat ik die het best buiten jouw handbereik kon houden. Ik ben Louis Tomlinson, trouwens. Aangenaam kennis te maken.” De jongen, Louis, deed een paar passen naar voren. Het enige wat Harry kon doen, was hem verbluft aanstaren. “Oh, en op de tweede vraag zou ik antwoord kunnen geven,” vervolgde Louis. “maar ik denk niet dat je me zult geloven.” Harry keek hem afwachtend aan, als teken dat hij het toch moest vertellen.
"Oké dan. Ik ben hier simpelweg verschenen. Ik ben een Engel, en Engelen kunnen dat." . Harry fronste. Een Engel? Voor zover hij wist bestonden die niet, alleen in Bijbelverhalen. Aan de andere kant; het zou die rare gloed kunnen verklaren, en het feit dat Louis op de een of andere mysterieuze wijze aan zijn schaar was gekomen. Er was echter nóg een ding wat Harry niet helemaal duidelijk was.
“Waarom ben je hier?” Louis’ mondhoeken krulden lichtjes omhoog, waarna hij zijn mond opende.
“Ik, Harry, ben hier omdat ik jou nodig heb om mijn zusje te redden." Harry moest zeggen dat hij uiterst verbaasd was over die uitspraak.
“Ik?” wist hij na enige tijd uit te brengen. Hij had zich er nog net van weerhouden zich om te draaien om te kijken of daar niet toevallig iemand stond waar de Engel het mogelijk tegen had kunnen hebben.
“Nee, mijn denkbeeldige vriend.” mompelde Louis, wat hem een vragende blik van Harry opleverde. “Jij ja.” zei hij met een zucht. Een stilte vulde de kamer; Harry wist niet wat hij moest zeggen, en Louis gaf de arme jongen wat tijd om de plotselinge bom aan informatie in zich op te nemen.
“Waarom ik? Van alle mensen op de wereld die je had kunnen kiezen, waarom?”
“Ik ga het je niet vertellen.” Net toen Harry op het punt stond te protesteren, werd hij onderbroken door Louis. “Ik ga het je laten zien.” Een verblindend wit licht vulde de kamer. Voordat Harry het wist begon er zich een scenario voor zijn ogen af te spelen.
Een getekende cirkel, waar twee kleuren rode vloeistof doorheen stroomden. Een heldere kleur rood, en wijnrood. Harry kon in eerste instantie niet afleiden wat het nou precies was, maar al gauw besefte hij het zich; bloed. De heldere rode kleur afkomstig van een doodnormaal mens, die aan de linkerkant van de cirkel stond. Hij was omringd door een lichtblauwe gloed. Het wijnrode bloed daarentegen was afkomstig van een met schubben bedekt schepsel, aan de rechterkant van de cirkel. Het had pikzwarte ogen en messcherpe tanden, die extra duidelijk zichtbaar werden toen het ding krijste. De demon had een zwarte gloed om zich heen. De twee kleuren bloed stroomden in tegengestelde richting, naar elkaar toe. En precies op het moment dat wijnrood en helder rood met elkaar in aanraking kwamen, vulde een harde brul Harry's gehoorgangen. Het demonische wezen liet zijn hoofd in zijn nek vallen, terwijl zijn ogen van zwart naar rood en weer terug veranderden. Een harde knal volgde, waarbij het schepsel uit elkaar spatte.
Er zijn nog geen reacties.