De brief (hfst 1.2)
ONDERTUSEN BIJ DE WEMELS
Eindelijk zou ik naar Zweinstein mogen. Althans, als alles volgens plan gaat en ik deze zomer de brief krijg. Ik loop rustig de trap af naar beneden waar mijn moeder net klaar is met het ontbijt. “Goedemorgen mam,” zeg ik vrolijk als ik aan de tafel ga zitten. “Jij bent vrolijk. Je hebt zeker goed geslapen?” vraagt mijn moeder. “Dat valt best mee hoor, mam. Slapen gaat moeilijk als er de hele tijd een kat snurkt boven je hoofd,” zeg ik lachend. “Geef Luna toch niet de schuld. Het arme beestje was waarschijnlijk heel moe,” oppert mijn moeder. Ik pak een broodje en als ik hem net wil beleggen komt er een uil met een brief binnen. “Voor wie zou... Ow kijk nou eens Roos. Deze brief schijnt voor jou te zijn. Maak maar snel open,” zegt mijn moeder knipogend. Eindelijk is het moment aangebroken waar ik zo lang op heb gewacht. Het is de brief van Zweinstein. Dus niet, blijkt als ik hem heb open gemaakt. Het was blijkbaar een brief van mijn oma over of ik de brief voor Zweinstein al heb gekregen. De brief die mijn neef Albus blijkbaar wel heeft gekregen. “Mam, hoe kan het dat ik de brief van Zweinstein nog niet heb gekregen?” vraag ik bezorgd.
TERUG BIJ DE POTTERS
Harry zei: “Ik en jullie moeder hebben een mededeling voor Albus.” Albus keek erg verbaasd toen hij deze woorden hoorde en vroeg:” Wat voor mededeling dan?” terwijl Ginny de brief uit een van de lades pakte vertelde Harry aan Albus waar de brief over zou kunnen gaan.
Toen Ginny eindelijk de brief voor Albus had gepakt. Stond er op de voorkant:
De heer A.S. Potter, middelgrote kamer, huize Potter, Londen. Albus opende de envelop en las hardop:
Er zijn nog geen reacties.