Foto bij * Hoofdstuk 35

De zon die op mijn gezicht schijnt maakt me wakker. Als een duf konijn probeer ik rechtop te zitten. Maar een duf konijn kan niet rechtop zitten en daar zit er een gelijkenis met mij want zodra ik aanstalte maak om te gaan zitten, val ik van de tak af naar beneden. Ik weet me nog net vast te houden en binnen twee seconden hou ik me aan een arm vast aan de tak. Mijn linkerarm doet nog steeds ongelooflijk veel pijn. Als ik een beetje stil hang, trek ik me met moeite op om vervolgens mijn spullen te ordenen, de boom uit te klimmen en met nog goede moed en een hyper eekhoorntje langs de rivier verder te lopen. Ik ben me er nog steeds bewust van dat Tinker hier overal kan zijn dus let ik goed op totdat ik haar voetstappen, die ze in de modder heeft achtergelaten, een andere kant op zie gaan dan de kant die ik op wil.

We lopen en lopen maar en de hoop dat ik ooit een waterval vindt verdwijnt langzaam. Ook Toddler ziet het niet meer zitten en hij trekt hard aan de kraag van mijn vest om me om te laten keren. Als snel stopt hij ermee en springt als een bezetene op en neer op mijn schouder. Ik volg zijn blik en zie een afgrond. Met de waterval. Ik kijk snel rond om er zeker van te zijn dat niemand me heeft gehoord want op het moment dat ik mijn verlossende waterval zie, slaak ik een iets te hard kreetje. Bij de afgrond aangekomen, ga ik op mijn buik liggen en kijk ik over de rand heen om te zien of er een inkeping of iets dergelijks zit waar ik kan schuilen. Zodra ik er een kan waarnemen, sta ik weer op en klim ik, nog steeds met veel moeite en pijn aan mijn arm, naar beneden waar mij een verassing te wachten staat. Het is geen inkeping, het is een heel grottenstelsel. Zonder dat ik erbij nadenk roep ik de grot ik en vraag of daar al iemand is. Het is nog niet mijn mond uit of ik pak mijn messen ter eventuele verdediging wat me eraan doet denken dat ik nog moet uitzoeken wat Peeta mij gestuurd heeft. Ik wacht een lange tijd maar er is niks te horen of te zien en ik weet dat het veilig is. Ik loop de grot in en niet al te ver van de ingang vandaan is er een open ruimte. In de ruimte staat een soort muur van steen met daarachter nog een ruimte. Dit wordt mijn schuilplaats besluit ik.

Nadat ik buiten wat hout zoek, een dikke haas heb gevangen en Toddler wat nootjes voor zichzelf verzameld heeft, trek ik in mijn nieuwe onderkomen. Ik maak een vuur aan, wat na lang tijd werkt, en rooster mijn haas boven het vuur. Ik heb er nooit echt bij stil gestaan maar de dieren die hier leven lijken mij niet een regenwoud te horen. Nu weet ik niet welke dieren er precies in een regenwoud leven maar ik neem aan geen eekhoorns, hazen en herten. Die vind je juist in een normaal bos. Desalniettemin smaakt de haas heerlijk. Die avond zitten Toddler en ik rustig bij het vuur en probeer ik er nou eindelijk achter te komen wat Peeta me nou gestuurd heeft. Ik kom er maar niet uit. Het hoort bij een zwaard maar ik kan er niks mee. Als bezigheidstherapie ga ik er maar een van mijn bekende oefeningen mee doen. Zodra ik ermee zwaai en uithaal, schuift het ding uit tot een echt zwaard. In eerste instantie schrik ik maar nadat ik daarvan bekomen ben en het goed bekeken heb, kijk ik naar een plek waarvan ik denk dat daar een camera zit en bedank Peeta en mijn gulle gever voor het uitschuifbare zwaard. Mijn kansen zijn nu nog meer in mijn voordeel.

Reageer (1)

  • Roxanne23

    gaaf snel verder

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen