De Storm

De wind gierde. Het glas van de ramen brak, en Anna zocht hopeloos dekking. De scherven vlogen in het rond, en een raakte Anna's been.
Anna schrok, en hield haar hand voor de bloedende wond. Een groene bliksemschicht verlichtte alles. En nog een, en nog een. Het gordijn sprong los, en vloog naar Anna. Anna rende weg, maar het was al te laat. Het gordijn tolde om Anna heen, en al snel zat Anna vast in het gordijn een flits schoot door Anna's gedachte. Ze zag een lange, man, gekleed in het zwart. Hij had een lange, zwarte mantel om, en zwarte laarzen met spikes. Door zijn bivakmuts zag ze enkel zijn kille ogen. Tegenover hem stond Anna zelf. Hij stak een groot, zwaard met doodskoppen uit naar haar uit. Ze hoorde enkel een schelle kreet van zichzelf, en toen zag ze een hoop vuur. Maar het vuur was echt, besefte ze. Ze probeerde te rennen, maar met het gordijn om haar heen lukte dat niet. Ze hoorde nog een sirene, maar daarna was alles zwart...