Hoofdstuk 52
Avery kwam ongeveer een half uur nadat de stilte was gevallen, aangelopen met een paar armen vol met troep.
Jace lag al lang en breed te slapen, natuurlijk. Maar ik was nog zachtjes met Nathaniël aan het praten – de slaapmiddelen werden op naam uitgedeeld. Ik wilde Bloesem niet tussen ons in leggen omdat ik bang was haar fijn te drukken – ik ging nog iedere nacht heel er dicht op Nathan liggen. Maar haar op de grond leggen was een minstens zo slecht plan. En zo was ik dus bereid om desnoods de hele nacht wakker te blijven voor de meisjesbaby.
Nathan deed net alsof hij sliep terwijl ik de spullen inventariseerde met Avery. Ze had en héél oud speelgoedledikantje op kunnen duikelen uit de opslag. Het was van smeedijzer, dus echt zwakker was het er niet op geworden, maar wel een beetje stoffig. De viezigheid had ze er zo goed en kwaad als het kon vanaf gehaald, maar echt schoon was het niet. Dat mocht ik morgen gaan doen. Er lag een iets te groot matras in, en een heleboel dekens. Geen kleren, maar dat was niet onoverkomelijk. Ik kon de baby waarschijnlijk ook nog wel warm houden met dekens.
‘Ik heb het voor elkaar gekregen dat ik bij een collega een paar flesjes melk mocht hebben. Zij is hier arts, pasgeleden bevallen en mocht de productie remmende pillen niet innemen vanwege hoge bloeddruk. Ze heeft een paar flesjes afgekolfd en is in principe bereid om dat iedere dag voor je te doen. Ik heb morgen een dag vrij, dus dan kan ik wel even langs de stad gaan om voldoende spullen te halen.’ Ze overhandigde me de nog warme fles. ‘Alle flesjes komen ook bij haar vandaan, dus je moet morgen anders even naar de ziekenboeg gaan en daar vragen naar Adriënne Murkow. Weet je dat ik eigenlijk geen idee heb wanneer ze voor het eerst mag drinken?’
‘Dat is toch niet zo vreemd? Je hebt zelf nog geen kinderen, toch?’
‘Nee, daar ben ik toch nog veel te jong voor.’
Dat zou ongetwijfeld wel meevallen. Sterker nog: ik dacht niet dat de Regering het eens kon zijn met die uitspraak. Vrouwen werden vanaf ongeveer hun twintigste al aangemoedigd om een stuk of twee kinderen te krijgen. Zo snel mogelijk achter elkaar. Onafhankelijk van je partner – en of je wel een partner had. Gewoon aan de baby’s. ‘Jonge ouders kunnen zich beter verplaatsen in hun kinderen,’ ging de redenatie.
‘Wil je nog wel kinderen?’ vroeg ik voorzichtig.
Avery keek een beetje huiverig om zich heen. ‘Zijn hier…’ Ze wees naar de dode camera boven de deur naar de wc.
Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee, privacy-compensatie voor mij, geloof ik. Vertel het maar, niemand die het hoort.’ Behalve mij… en Nathaniël. Maar wij hielden onze mond wel.
Ze lachte wrang. ‘Eigenlijk wil ik helemaal geen kinderen. Ze lijken me heel lief en zo, hoor, daar niet van. Maar simpelweg alleen al het risico dat ze problemen kunnen krijgen met de Regering, schrikt me af. Als hun leven door soldaten tot een hel gemaakt wordt, is dat mijn schuld. Dan heb ik ze op deze wereld gezet, ik denk niet dat ik met die gedachte kan leven.’
Ja. Ik merkte dat ik beamend knikte. ‘Ja, dat klinkt… logisch.’ Dat was ook de reden waarom ik Eleanor (de moeder, niet Bloesem) nog steeds niet begreep. Haar kind was niet veilig geweest in deze wereld. Het zou hoe dan ook ten onder gegaan zijn. Het kon niet.
Die nacht werd ik bij elkaar vijf keer wakker gehuild door het kindje aan mijn voeteneinde. Ze wilde drinken, vastgehouden worden en vertroeteld worden. Ze had aandacht nodig die ik haar eigenlijk niet kon geven.
Zo kwam het dat ik de volgende ochtend doodop wakker werd met een lege melkfles naast mijn hoofd en Eleanor weer in haar bedje. Krijsend omdat de soldaten haar wakker gemaakt hadden met hun gestamp.
Terwijl Nathaniël en Jace verlost werden van hun persoonlijke marteling liep ik met de baby heen en weer door het gangpad. Sussend en wiegend om haar weer stil te krijgen. Ik probeerde me alles te herinneren wat ik nog wist van films en boeken. Wat hadden ze ons op de basisschool geleerd? Was dat van enig nut geweest? Hoe kon ik de overdreven scènes van de televisie omzetten naar realiteit? Kon ik een goede surrogaatmoeder zijn?
Ik sloeg het ontbijt over en liep met een jengelende baby naar de ziekenboeg om op zoek te gaan naar Adriënne. Ze was aanwezig, werd me verteld. Maar niemand wist waar ze was. De enige die me iets kon vertellen was Cade – die jongen bleef volhouden, ik leek maar niet van hem af te kunnen komen. Hij had ‘een vrouw, waarschijnlijk dokter Murkow’ een kamer in zien lopen aan het einde in de gang die volgens hem leeg zou moeten staan.
Ik liep de gang in die hij had aangewezen en klopte op de deur aan het einde van de doodlopende route. ‘Mevrouw Murkow?’
‘Met wie heb ik het genoegen te spreken?’
‘Maeve Salva, mevrouw. Ik ben naar u doorverwezen door Avery.’
Een zachte gniffel. ‘Kom maar binnen, dan.’ Het slot werd van de deur afgehaald en de klink werd naar beneden geduwd. Door de kleine opening viel er licht naar binnen. Het stuitte op een mooi vrouwengezicht met een smalle mond, tot een afwachtende streep vertrokken. Blauwe ogen keken me priemend aan. Alles aan haar gezicht beukte op je in als een kogel. Ze was aantrekkelijk op een bijzondere, aparte, strenge manier. Nog belangrijker was dat ze een fles witte vloeistof in haar handen had.
Ik glipte de kamer binnen en keek even rond. De gordijnen voor het kleine raampje waren dichtgetrokken zodat de hele ruimte gehuld was in schermerlicht. Er stond een sofa onder een grijs doek, wat onder het stof waarschijnlijk wit was. Daarvoor een kleine houten tafel, aangevreten door god weet wat voor beestjes.
Adriënne wierp een blik op Bloesem, haar ogen werden groot en de streep veranderde in een bibberende glimlach. ‘O, wat een… Mag ik haar heel even vasthouden? Alsjeblieft?’
Verbluft gaf ik haar het kindje aan. Ze greep het vast alsof het een beeldje was van flinterdun glas en ook maar de minste druk het kapot kon maken. Na wat gemurmel keek ze me stralend en misschien een beetje verontschuldigend aan. ‘Sorry, ik heb mijn eigen kinderen al een tijd niet meer gezien. Ze wonen aan de andere kant van het land met mijn man, dus het is nogal ver reizen. Maar deze baan houdt ze in leven. Mijn man kan niet werken, maar krijgt geen vergoeding, dus ik moet fulltime werken om ze te kunnen onderhouden.’
‘Dan moet u wel heel veel van ze houden,’ mompelde ik.
‘Doe ik ook. Met heel mijn hart. Ik ben blij dat ik je kan helpen om het kindje te verzorgen. Ik hoop voor haar dat ze misschien vrijgelaten wordt, dat jij het voor elkaar kunt krijgen haar mee te kunnen nemen naar huis en het op te voeden met je ouders of iets dergelijks. Misschien gaan ze er wel mee akkoord, bij wijze van uitzondering.’
Adriënne was een lieve vrouw, dat zag ik zo, maar ik kon ook meteen zien waarom ze geen soldaat was geworden. Ze was te naïef. Ze wist niets van het lot van de moeder af. Ik waagde zelfs te betwijfelen of ze de gruweldaden die hier aan de hand waren wel onder ogen kon komen.
Maar ik kon nu geen oordeel over haar vellen. Niets dan lof voor de vrouw die Bloesem in elk geval tijdelijk in leven kon houden.
Reageer (2)
Och, krijsende kinderen, zijn ze niet geweldig?!
1 decennium geledenLeuk stukje ^^
1 decennium geleden