Maria vormde een contrast met haar omgeving. Elke ochtend deed haar moeder een rozenkrans met een kruisje om haar hals, las haar leraar een versimpeld verhaal uit de Bijbel voor en bad de hele klas. Ze deed altijd mee, liet alles gebeuren, maar had er geen plezier in en stond erop dat ze haar pop Neil in haar armen mocht houden. Ze had hem vernoemd naar haar favoriete astronaut. Ze voelde met haar pop een grotere band dan met religie, terwijl religie zo belangrijk was in de levens van haar dorpsgenoten. Ze snapte niet helemaal wie Jezus precies was, of waarom ze hem niet mocht ontmoeten. Haar vader vertelde haar altijd dat ze moest bidden als ze met hem in contact wilde staan, maar hoe vaak ze dat ook deed, Jezus liet haar altijd in de steek.
Er was wel meer dat ze niet snapte. Ze snapte niet waarom iedereen neer keek op Mohammed, terwijl zij het juist zo leuk vond om met hem te spelen. Ze snapte niet waarom ze zondag naar de kerk moest en niet naar het zwembad mocht. Ze snapte niet waarom er ongeluk in de wereld was als er een god was die van iedereen hield.

Elke zondagochtend vertrok het gezin in hun mooiste kleding naar de kerk, net als de rest van het dorp. Een paar uur lang zat ze telkens weer op een te hoge kerkbank met haar voeten te schommelen, terwijl haar moeder haar toe siste dat ze stil moest zitten. Een paar uur lang frunnikte ze aan haar jurkje en trok ze de draadjes los, totdat haar vader haar ruw bij de arm pakte en dreigde al haar kleren kapot te maken, net zoals ze zelf aan het doen was, als ze niet stopte. Een paar uur lang staarde ze glazig voor zich uit en dagdroomde ze over hoe het zou zijn om de ruimte in te mogen.
Hoe ouder ze werd, hoe vervelender ze de tripjes naar de kerk begon te vinden. In het begin van haar puberende jaren had ze haar ouders een keer gevraagd of ze een keertje thuis mocht blijven, met het excuus dat ze hard moest werken voor school, maar dat werd absoluut niet toegestaan. Vanaf dat moment merkte ze dat ze steeds meer vervreemde van haar ouders. Religie speelde een grote rol in haar leven, iets wat ze niet wilde. Ze vond het beeldje van een gekruisigde Jezus boven de schouw afschuwelijk, de replicatie van een icoon van Maria in de eetkamer niet beter, de rozenkrans die ze jaren gedragen had, haatte ze. Op haar veertiende trok ze hem kapot. Ze stampte op de vijfenvijftig kralen totdat haar moeder kwam kijken waardoor het lawaai veroorzaakt werd, om vervolgens in tranen uit te barsten toen ze zag wat er gebeurde.

Maria had het idee dat niemand haar begreep, dus hield ze een dagboek bij om haar gevoelens toch kwijt te kunnen. Ze wist dat ze zich aanstelde tegenover het papier, maar het voelde zo goed om te doen alsof alles erger was. Het was fijn om de heftige gevoelens die ze had te verdedigen met daden van anderen die in de realiteit nooit gebeurd waren. Ze deed graag alsof ze slechter behandeld werd dan daadwerkelijk zo was. Ze verfde zwarte randen om haar blik op de wereld. Het liefst had ze pijn. Het liefst ging alles verkeerd. Het liefst ging ze kapot.

Een ander leven, een leven zonder de beklemmende greep van haar ouders, een leven zonder religie, leek zo verschrikkelijk ver weg dat ze dacht dat het in deze wereld niet meer voor zou komen. Toch liet ze op haar achttiende haar familie achter in de hoop een plek te vinden waar ze beter paste.

Moeder Gods was onbevlekt geweest en Maria had haar moeder op jonge leeftijd, voor dat ze wist wat ze daadwerkelijk zei, beloofd dit ook te blijven totdat ze trouwen zou. Het was niet de eerste belofte die ze brak.
Ze liet zich makkelijk verleiden door Daan, een jongen die ze tegen was gekomen in een klein en vies hotelletje, en haar pilletjes gaf die ervoor zorgden dat ze in haar raamloze kamer toch de buitenwereld kon zien. Samen lagen ze uren op de smerige vloer en keken ze naar een wereld waar ze zo veel liever was dan in de realiteit. De lucht was groen, gevuld met blauwe schapenwolkjes. Er waren eenhoorns en andere wezens waarover haar vroeger verteld was dat ze die niet hoorde te tekenen. De bomen vlogen en honden floten. Samen met Daan ging ze de roze ruimte in.
Ze durfde niet te weigeren wat hij haar vroeg. Ze vond het eng, was nog niet klaar om de belofte te verbreken. “Doe het,” fluisterde ze desondanks, rillend van de nervositeit. Ze wist niet precies wat er gebeuren zou, of het pijn zou doen.
Het ging voorbij in een roes. Ze voelde pijn in haar onderbuik toen hij klaar was en het bed was een beetje rood gekleurd. Ze wist niet of het hoorde.
Daan gaf haar steeds meer pillen, telkens in ruil voor hetzelfde. De pijn werd minder, maar ging niet geheel weg. De lakens verkleurden nog geregeld.
Het bleef niet bij Daan. Maria had niet genoeg geld om zichzelf te onderhouden, want een baantje krijgen leek geen prioriteit als ze de ruimte in kon. Daan kon haar helpen en ze accepteerde de hulp. In ruil hiervoor moest ze Daans vrienden hun gang laten gaan. Haar kaak deed pijn, al haar onderbroeken waren bebloed, zuigzoenen herinnerden haar aan alle keren dat de lippen van vreemdelingen op haar lichaam waren geweest. Steeds liever en vaker ging ze naar de roze ruimte om alles te ontvluchten.

Maria’s leven raakte geheel van de rails zonder haar ouders, zonder religie. Ze raakte in de greep van Daan, ondanks dat ze niets liever wilde dan vrij zijn. Ook deze greep wist ze te ontvluchten, maar ze was meer gebroken dan ooit tevoren. Ze leed, was onrustig van geest. Het christendom wilde ze niet terug haar leven in laten, maar ze wilde er niet meer alleen voor staan. Ze wilde iets om voor te leven. Er was een andere religieuze stroming die ook beloofde haar van haar lijden te verlossen. De vier nobele waarheden spraken haar aan, het edele achtvoudige pad wilde ze volgen. Ze had zich jaren vergist. Religie was niet iets slechts, iets wat haar leven verpest had. Ze had religie nodig, maar in een andere vorm dan haar altijd voorgehouden was. Maria werd een boeddhist.

A simple fear to wash you away
An open mind canceled it today
A silent song that's in your words
A different taste that's in your mind

This is the life on mars

Mary was a different girl, had a thing for astronauts
Mary was the type of girl, she always liked to play a lot
Mary was a holy girl, father whet her appetite
Mary was the type of girl
She always liked to fall apart

Tell me did you see her face?
Tell me did you smell her taste?
Tell me what’s the difference
Don’t they all just look the same inside?
Buddha for Mary, here it comes

Mary was an acrobat, but still she couldn’t seem to breathe
Mary was becoming everything she didn’t want to be
Mary would hallucinate and see the sky upon the wall
Mary was the type of girl
She always liked to fly

He said, "Can you hear me, are you sleeping?"
She said, "Will you rape me now?"
He said, "Leave the politics to mad men"
She said, "I believe your lies"
He said, "There's a paradise beneath me"
She said, "Am I supposed to bleed?"
He said, "You better pray to Jesus"
She said, "I don't believe in god"

Buddha for Mary, here it comes
Here it comes

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen