De kracht van de amulet | Part two
Sam loopt naar het raam. Van hieruit kan ze Lina’s huis zien en ziet dat daar nog licht brand op het kleine zolderkamertje; Lina’s kamer. Dan glimlacht ze. Dat meisje weet niet wat haar overkomen is, ze weet nog helemaal niets. Met haar hand gaat ze over de amulet die Saffire deze middag zogezegd vernietigd heeft, maar ze wist niets van de nieuwe spreuk die Sam hier speciaal voor bedacht had. Ze had Lina expres dat boek laten lezen, wat niet erg moeilijk was. Dat kind leest alles wat ze haar voorschotelt. Dan sluit ze de luiken voor haar kleine huisje en gaat voor de tafel zitten die gedekt is met gouden bekers en kaarsen. In het midden een koperen schaal met daarin enkele botjes van haar kat vermengd met haar bloed. Dan spreekt ze een krachtige spreuk uit.
Ik ren zo hard ik kan. Het huis van Sam staat in brand en volgens de brandweer is ze nog steeds binnen! Hijgend sta ik voor het lint dat me scheid van het brandende huis. Wat is er gebeurt? Ik trek in paniek aan de mouw van een brandweerman, maar die lijkt niet te luisteren. Omdat niemand me opmerkt of zelfs maar erg in me heeft, kruip ik onder het lint door en ren de vlammen in. Ik zie nog net hoe de brandweer het huis begint nat te spuiten en de harde stralen water door de gebroken ruiten vliegen, de vlammen dovend. Maar niet veel later laaien ze weer op. Ik hol de trap op, want ik weet bijna zeker dat Sam daar is. Ik vergeet even wat ik over haar in mijn dagboek heb geschreven en duw de eerste de beste deur die ik tegenkom, open. Daar zit ze. Ze draait zich omen ijkt me aan met grote zwarte ogen. Haar aders staan dik en steken donker af tegen haar witte huid. Haar gezicht is grauw en haar haar lijkt nog witter dan anders. Het is zelfs niet meer grijs! Geschrokken zet ik een stap naar achteren als ze haar mond open doet om iets te zeggen en zo een rij bruingele scheve scherpe tanden blootstelt. Een rilling gaat over mijn rug en als ze mijn doodsbange reactie ziet, begint ze hard te lachen met lange halen.
Ik schrik wakker van de vreemde droom en ril. Sam zag er verschrikkelijk en eng uit. Waar was dat nu weer goed voor? Omdat ik toch niet verder kan slapen, spring ik uit bed en trek mijn kleren aan. Mijn moeder zal wel verbaasd zijn dat ik al zo vroeg op ben, maar daar zit ik nu niet mee in. Ik zou eigenlijk naar Sam moeten om haar te vragen wat die droom betekend, want zij denkt dat iedere droom een betekenis heeft. Ik ben het niet helemaal oneens met haar, en zeker nu niet. Misschien is dit wel een waarschuwing! Als ik beneden kom, vergeet ik bijna op slag wat ik ook weer ging doen. Mama heeft heerlijke wafels gebakken volgens een Belgisch recept, wat natuurlijk het beste is. Ik ga uitgehongerd aan tafel zitten en als mama verbaasd naar me op kijkt, zeg ik als smoes: “Die heerlijke geur heeft me naar beneden gelokt.” Wie zou daarvoor niet naar beneden komen? Na drie wafels met veel slagroom – soms meer slagroom dan wafel – herinner ik me waarnaar ik eigenlijk op weg was. “Mams, ik wilde eigenlijk naar Sam, want ik heb een vreemde droom gehad…” Verder kom ik niet, want ik zie aan haar blik dat er iets is. Hoewel het wafeldag is, maakt iets haar verdrietig. “Kindje, Sams huis is vannacht afgebrand en ze hebben haar overblijfselen vanochtend in de as gevonden. Het spijt me…” Ze kijkt met een kleine zucht weg van mij. Dat doet ze altijd. Ze kan niet zo goed tegen de reactie van anderen. “What the… Mama, om hoe laat was dat?” Ik kan me herinneren dat ik onderweg naar Sams huis in mijn droom de kerkklok twee uur heb horen slaan. “Rond twee uur, denk ik. Waarom?” Ik antwoord haar vraag niet eens meer en ren de deur uit, mijn jas aan de haak latend.
De koude lucht slaat in mijn gezicht zodra ik het huis verlaat. De wind blaast alsof ze alle bomen uit de grond wil trekken. Ik kom aan bij de ruïne die ooit Sams huis is geweest en kijk over het politielint naar de overblijfselen. Er staan nog andere mensen, maar er is geen menigte nieuwsgierige mensen. Het duurt zelfs niet lang of iedereen is verdwenen. Dan ren ik naar binnen, net als ik in mijn droom heb gedaan, en zoek meteen de kamer waar ik haar in mijn droom ook in heb zien zitten. Die kamer lijkt wel ontploft te zijn geweest. Alles is nog zwarter dan andere kamers en er is een groot gat in de vloer. Alles in de kamer is aan de kant geslingerd en gebroken. Ik slik en kijk verward rond. Dan merk ik de koperen schaal op in de hoek. Dus mijn droom is wel degelijk echt gebeurt, maar dan zonder mij? Ik schud ongelovig mijn hoofd en loop weer naar buiten. Het is hier veel te gruwelijk. Telkens als ik het vuur zie, zie ik haar gezicht en gezwollen aders. Ze zag er zo… demonisch uit. Lelijk zelfs. Dan hoor ik iets breken en achter me stort een houten balk naar beneden. Het vuur heft zich inmiddels al een weg naar boven gebaand en ik merk dat ik ben ingesloten in vlammen. Ik druk me tegen de enige nog overeind staande muur die niet in brand staat en houd mijn adem, maar er is te veel vuur en te veel rook. Ik kan mijn adem niet zo lang in houden en voel de wereld om me heen draaien. Even denk ik dat mijn voeten op water staan en geschrokken adem ik een hele teug rook in. Hoestend val ik op mijn knieën. Dan voel ik ineens een hand op mijn schouder en dan nog een. En in een flits bevind ik me in de schone lucht. Dan sluit ik mijn ogen en verdwijnt al mijn gevoel.
Opal heeft haar hand niet meer los gelaten sinds ze haar uit het vuur heeft gered. Het meisje is erg fascinerend en ze kan haar ogen niet van haar afhouden. Dan opent ze haar ogen. “Lina,” zegt ze en glimlacht naar het verdwaasd kijkende meisje in het grote witte bed waar ze al een tijdje zit. Ze is zich amper bewust van haar omgeving, maar doet haar best om wakker te blijven. “Blijf maar rustig liggen,” zegt Opal en duwt haar zachtjes op haar borst om haar tot rust te brengen. “Wie ben jij? Ben ik in de hemel?” vraagt ze. Opal lacht weer. “Nee, je bent niet in de hemel. Ik ben de engel Opal en ik heb je uit het vuur gered. Je was aan het stikken. Je bent in het landhuis waar alle engelen zich verzameld hebben. Iedereen wilt je ontmoeten, Lina! Je bent echt beroemd onder ons, engelen.” Lina knippert met haar ogen tot ze tegen het licht kan en kijkt dan de kamer rond. Die is niet zo leeg als ze eerst had gedacht. In de hoek staat een in het wit geklede jongeman met witte vleugels. Ze kijkt snel van hem terug naar Opal en merkt dan pas de reusachtige witte vleugels op die uit haar schouders steken. “Je bent een engel,” fluistert ze. Ze moet nog wakker worden. Dan schiet ze ineens recht. “Jullie zijn allemaal engelen.” Dan glimlacht ze. “Wat een eer om jullie te mogen ontmoeten.”
Ik zit weer op de vensterbank met mijn dagboek in mijn hand, maar nu is het niet mijn vertrouwde kleine zolderkamer waar ik verwacht wordt te slapen vannacht. Nee, nu mag ik in het grote landhuis slapen. Mijn moeder is bij me langs geweest, misschien is ze er nog steeds wel, en heeft me heel wat uitgelegd. Bijvoorbeeld dat zij ook een heks is, maar mijn vader een engel. Ik was wel erg verrast dat te horen. Het was inderdaad de bedoeling om de amulet te vernietigen zodat zijn kracht evenredig verdeeld zou worden over engelen en heksen. Maar toen ze er achter kwamen wat Sam, of Samalia Aroon, de amulet voor zichzelf had gehouden, hebben de engelen haar vermoord midden in een uitvoering van een vreselijke spreuk die misschien wel alle engelen had kunnen vernietigen. Daarna hebben ze meteen de amulet vernietigd en daarmee de heksen meteen gestraft door hun de onuitputtelijke krachtbron af te pakken en die te laten delen met de engelen. Ik vind het allemaal maar erg ingewikkeld, aangezien ik de enige was die de amulet kon vinden. Enkel degene die engelen- en heksenbloed bezit, kan de oude boom ingaan. Ik schud mijn hoofd en klap mijn dagboek dicht. Ik denk dat ik nu wel een flinke nachtrust heb verdiend.
The End!
Er zijn nog geen reacties.