Foto bij 3. Superior students

Ik zie hoe vol ze is van zichzelf als ik verwondert de kamer rondkijk. Ze glimlacht tevreden en geeft me maar kort de tijd om de ruimte wat beter te bekijken. “Mooi, hè? En dit,” ze opent een klapdeur, “is je eigen badkamer.” De badkamer is net iets kleiner dan degene waar ik net nog in was, maar net zo rijkelijk versierd en met een groot matglazen raam in het midden van de muur links van de deur. Als ik een rondje heb gemaakt door de badkamer en terug in het slaapgedeelte kom, besef ik pas hoe hoog we zitten. Volgens mij is dit de vijfde verdieping en is hierboven enkel nog het dak. Dan merk ik de twee grote glazen deuren links van de gangdeur op. Ik heb blijkbaar ook een heel balkon voor mezelf. Als Linea de deuren open doet, houd ik mijn adem in. De windvlaag die over mijn wangen strijkt, is ijskoud. Ik zet snel een stap opzij, uit de wind, maar Linea lijkt het niet te merken. Met mijn armen om mijn middel geslagen stap ik wat dichter naar de deur toe, want anders kan ik niet verstaan wat Linea zegt. Zij bevindt zich inmiddels al op het balkon en spreid haar armen in de wind. Haar haar lijkt amper te bewegen, hoewel de wind redelijk hard is. Dan pas merkt ze dat ik haar niet gevolgd ben naar het grote balkon en draait ze zich om. “Oh, je hebt het koud,” mompelt ze en kijkt zoekend de kamer rond. Dan loopt ze naar mijn inloopkast en trekt die open, om te constateren dat die zo goed als leeg is. “Hier moet nog iets aan gedaan worden,” besluit ze en trekt er een crèmekleurige lange jas uit. Het stuk is zwaar en zacht aan de buitenkant, gemaakt van een zeer dikke stof die mijn schouders helemaal naar beneden trekken zodra ik hem aan heb. De jas komt bijna tot aan mijn enkels en Linea ziet ook wel dat dat hij iets te groot is. “Kom,” beveelt ze dan en mijn hart maakt een sprongetje. Ik haast me weer achter haar aan, de kamer uit en hoop dat ik kan onthouden waar ik woon vanaf nu. Ik kijk nog snel achter me om het nummer van de vanzelf sluitende deur te onthouden. 153. De laatste deur op de gang aan de rechterkant van het gebouw, gezien vanaf de voorkant en op de vijfde verdieping. Ook de andere helft van het symmetrische gebouw bevinden zich kamers in aflopende cijfervolgorde. Dus ik heb wel degelijk de laatste kamer, maar nu vraag ik me af of ze ook allemaal bezet zijn. Ik adem de oude geur van het behang in en kijk naar Linea die al bij een trap is aangekomen. Omdat de president heeft besloten dat liften nutteloos zijn, tenzij voor hen die geen trap kunnen lopen, zijn er nu bijna geen liften meer te vinden. Op een grote klok aan de muur zie ik dat het halfvier is als er ineens een leuk klinkende bel gaat. Het klink als een zingende vogel die erg vrolijk is op dat moment. Ik zie door de vele ramen dat de kinderen naar buiten stromen en sommigen springen zelfs uit het raam. Superiors tonen zich graag. De schooldag is voorbij. Ineens staat de altijd zo snelle Linea stil. Ze draait zich om, net voordat ze de trappen af wil gaan en ziet een jongeman met een vreemd uitziend elektronisch ding afkomen. “Mevr. Larden, het uurrooster,” zegt de jongeman beleefd en geeft het aan haar. Ze pakt het snel uit zijn handen en kijkt er enkele seconden naar. Dan glimlacht ze en zegt: “Ze heeft weer eens uitstekend werk geleverd.” En dan tegen mij: “je kunt morgen al meteen mee met de rest naar school. Dan heb je twee dagen vrij want het is weekend, en dan weer vijf dagen school… je kent het systeem wel.” Ik knik wat nerveus naar haar. Ik weet hoe scholen werken. Dan zegt ze naar buiten starend: “Ga maar naar de anderen. Als ik je nodig heb, zal ik je wel roepen. En iedereen weet al wie je bent.” Lachend loopt ze naar beneden op een tempo dat ik onmogelijk kan volgen. Ik aarzel even en loop dan op een traag tempo naar beneden. De trappen zijn lang, maar als ik ze gewoon volg, kom ik toch op de begane grond terecht. Ik zie nog wat superiors naar buiten lopen en haast me achter hen aan. De deur sluit net voor me en met veel moeite probeer ik hem terug open te trekken, maar de deur is te zwaar en gaat amper open. Ineens vliegt hij open en staat er een grijnzende jongen achter. “Hé, jij bent de mens, niet?” hij houdt de deur verder voor me open en nerveus loop ik snel naar buiten. “Ik ben Vensius, maar je mag me Ven noemen,” zegt hij met een vrolijke en luide stem. Als ik niets zeg, loopt hij met een verveelde blik terug weg naar een groepje die me aan zitten staren. En het is niet alleen dat groepje, maar ook de rest van de superiors voor zover ik kan zien, kijken naar me. Ik weet zeker dat ze nog nooit een mens hebben gezien, maar ik staar niet terug. Ik heb al veel superiors gezien en ik ben al heel mijn leven bang van ze. Dus me opsluiten tussen superiors, is geen goed idee. “Je moet haar niet zo pesten.” Ik schrik op van de stem naast me en kijk op terwijl ik een stap opzij doe. Maar aan de andere kant staat ook iemand en bijna bots ik tegen hem op. Het groepje is om me heen komen staan en bekijken me alsof ik een net ontdekt wild dier ben. Ze kijken tot mijn verbazing allemaal verbaasd, maar het meisje dat net gesproken heeft, zegt: “Rozen, je kunt wel met ons mee gaan. Anders ben je ook maar alleen en loop je misschien nog verloren.” Ik hoor wat gegrinnik achter me, maar let er niet op. Ze raakt me voorzichtig aan en pakt dan zachtjes mijn bovenarm om me vervolgens mee te trekken naar een picknicktafeltje ergens onder een van de vele bomen. Nu we niet op de vijfde verdieping zijn, is de wind een stuk rustiger en ook minder koud. Ik ga tussen de twee meisjes in zitten als ze me mijn plek aanwijzen. “Dus Rozen, ik zal je even de groep voorstellen: Dat is Cock met zijn altijd rode truien. Hij heeft iets met kleuren, maar hij werkt er nog aan om precies uit te vinden wat. Dan heb je rechts van mij Sandie, hij kan elk verschil in smaken proeven en precies zeggen wat er in het eten zit. Maar ook zonder te proeven, denk ik. En links van jou is Lilly, zij heeft iets met evenwicht. Vandaar ook die ronde kleine voeten van haar. Ze kan haar evenwicht op alles behouden. En dat daar is Jona, hij onthoudt alles. Ze dachten eerst dat hij een klein waterhoofd had, maar eigenlijk is dat gewoon gevuld met extra hersenen. Bijzondere jongen, dat is hij zeker, maar niet bepaald down to earth. We vergeten hem vaak.” Ze lacht even en gaat dan snel verder: “En ik ben Julia, ik kan heel mooi zingen, maar er is niemand om me te begeleiden. En ik kan totaal geen maat houden waardoor het vals klinkt.” Ze kijkt beteuterd naar haar handen. “We hebben wel muziekinstrumenten, maar niemand kan ze echt goed bespelen. Er bestaan geen gaven voor.” Ik kan me nog herinneren dat mijn moeder op de oude piano in de woonkamer speelde. Het ding werd aan ons gegeven omdat het geen waarde meer had en niemand er op kon spelen. Als ze al wisten wat het was. Ineens zeg ik: “Ik kan piano spelen.” Ik ben verbaasd van mezelf, maar ook wel een beetje trots. “Echt? Dat is geweldig!” Julia springt op en loopt meteen in de richting van het gebouw. “Oh nee, niet weer,” mompelt Jona en staat ook op. Iedereen heeft de deur al bereikt als ik de trappen nog moet opklimmen. Sandie houdt de deur voor me open en als laatste lopen wij naar binnen. Julia staat al naast een gigantische vleugel in de inkomhal die er waarschijnlijk al eeuwen staat en nooit is gebruikt. Misschien moet ik hem wel opnieuw stemmen, maar stiekem hoop ik van niet. Dan duwt ze een stapeltje oude papieren in mijn hand waar allerlei noten op staan. “Ik ken de tekst, maar ik heb geen idee hoe je het moet zingen,” zegt ze. Ik ga op de pianokruk zitten en leg mijn handen op de grote toetsen. Vroeger had mijn moeder me geleerd hoe je moest spelen en ik was er altijd erg goed in. Het is gelukkig niet lang geleden en voorzichtig sla ik de toetsen aan zoals op het papier geschreven staat. De noten zijn makkelijk te lezen, hoewel het is geschreven in een lelijk handschrift. Als ik een paar seconden heb gespeeld, herken ik het melodietje en speel verder zonder naar de partituren te kijken. Dan begin ik zachtjes te zingen en als Julia doorheeft hoe het gaat, zingt ze mee en overstemt ze me helemaal. Ze heeft inderdaad een prachtige stem en ik kan mijn ogen niet van haar afhouden. Ze heeft duidelijk talent en maakt er een hele show van. Ze draait rond en wandelt langs de toestromende kijkers. Ze kijken allemaal erg geamuseerd toe tot het lange lied is afgelopen en ik er een einde aan maak. Dan klinkt er een verrukt applaus. Ik ben dus nog ergens goed voor. Ineens staat Amelie naast me. Ze raakt me niet aan, maar ik voel haar aanwezigheid en schiet recht van de kruk. Ze lijkt verbaasd door mijn reactie, maar zegt op rustige toon: “Ga je mijn konijn nog africhten?” Ik ben een beetje van mijn loodje geslagen, maar knik dan. Ze maakt me echt bang. Dan brengt iemand achter haar het kooitje met het pluizige beestje naar voor. Meteen heb ik medelijden met hem. En moet ik dat echt hier doen in de inkomhal? Het beestje is doodsbang en het verbaasd me dat het nog niet gestorven is van de stress. Gelukkig komt Linea op dat moment naar voor en duwt het meisje met haar konijn in de richting van de trappen terwijl ze zegt: “Dat beest moet hier niet rond kruipen. Doe dat maar een andere keer.” Er klinkt weer gelach als Amelie afdruipt, maar ze is weer snel vergeten. “Dat was prachtig,” zegt een kalende man naast me ineens. Ik heb hem nog niet eens zien staan doordat ik heel de tijd naar Julia heb zitten staren. Hij heeft een vreemd hoofd, klein en rond met een kale plek bovenaan. Ook heeft hij een grijs sikje en al bij al ziet hij er grappig uit. Maar niemand lacht hem uit en ik ben te nerveus om ook maar te reageren, dus zegt hij: “Ik ben de muziekleraar hier en ik zou je hulp wel kunnen gebruiken.” Blozend kijk ik naar mijn handen en knik dan. De man glimlacht. “Ik heb gehoord dat je hier les komt volgen. Morgen, het derde uur heb je muziek. Ik ben benieuwd naar wat je nog allemaal kan. Je zit bij Julia in de klas, dus zij zal je de weg wel tonen.” Ik knik weer na zijn uitleg. Ze zijn wel erg snel met het voor elkaar krijgen van dingen als deze. Julia staat grijnzend voor me. “Nu kan ik eindelijk zingen!” Ik kan de opluchting in haar stem horen en glimlach. Ik denk dat ik zowaar vrienden heb gemaakt. Het duurt dan ook niet lang of de superiors komen nieuwsgierig om me heen staan. Een beetje ongemakkelijk sta ik in het midden van een grote kring om me heen. Ze leiden me naar buiten, want drukte moet altijd buiten, en vuren dan ontelbare vragen op me af. Ik sta met mijn rug tegen een boomstam gedrukt en durf niets meer te zeggen. “Hoe oud denk je dat je zult worden?” “Hoe is het om ziek te zijn?” “Wat voel je nu?” Maar als ze merken dat ik zo goed als niets zeg, beginnen ze hun antwoorden te gokken. Uiteindelijk slinkt de groep tot ik de superiors weer herken. Het is Julia die als eerste weer iets zegt als de stilte is gevallen. “Ze kunnen soms nogal druk zijn en ik zie dat je daar niet zo goed op reageert. Kom, laten we naar een rustiger stuk bos gaan en daar wat bijpraten. Het is toch eerlijk dat jij iets van jezelf verteld nu wij iets van onszelf hebben verteld?” De anderen stemmen meteen in en ik knik maar weer. De superiors lopen snel, maar wachten wel op me als ze merken dat ik wat achter lig. “Je zegt wel niet veel, hè?” Zegt Jona naast me. Hij komt aardig over, dus waar ben ik dan nog bang voor? Archen heeft wel gelijk over de school: ze zullen me hier geen pijn doen. We lopen niet lang en komen zo aan bij een groepje stenen. Iedereen neemt meteen plaats en aarzelend ga ik zitten. Mijn steen staat in de zon waardoor ik als enige verlicht ben. Lilly lijkt het grappig te vinden. “Ik stel voor dat iedereen een demonstratie geeft van zijn of haar gave en dan ben jij aan de beurt.” Nog voor we instemmen, springt Lilly al recht. “Ik eerst!” Ze huppelt naar een hoge boom en springt behendig op een tak. Daar gaat ze op haar tenen staan tot enkel nog haar grote teen de tak lijkt te raken. Ze haalt vreemde trucjes uit, maar blijft staan waar ze staat. Dan springt ze weer op de grond en zonder te wankelen komt ze weer recht. We geven haar een klein applausje en nu staat Cock recht. “Wat ik weet over mijn gave, is dat ik dingen van kleur kan veranderen en daardoor iets over het voorwerp te weten kom. Alleen heb ik nog geen idee hoe het precies in zijn werk gaat, dus ik zal maar wat doen.” Hij haalt eens diep adem en opent dan zijn handpalm waarin een rode knikker ligt. Hij concentreert zich terwijl ik de knikker duidelijk van kleur zie veranderen. Langzaam krijgt het een rozige kleur tot hij helemaal wit wordt. “Wit,” mompelt hij. Dan aarzelt hij en zegt: “Volgens mij betekend dit dat e knikker bedoelt is om mee te spelen.” Bedoelt om mee te spelen? Ineens weet ik waarvoor de kleur wit staat. “Plezier. Wit staat voor plezier,” zeg ik zachtjes. Cock kijkt verbaasd op. “Hoe weet je dat? Ik bedoel, hoe kun je daar nu zeker van zijn?” Ik schud mijn hoofd. “Ik ben er ook niet zeker van.” Het komt er maar fluisterend uit, maar het lijkt me ergens wel logisch. Dan grijnst hij. “Je bedoelt het gevoel? Daarom dat ik er niets van snap. Ik weet niet wat gevoelens inhouden.” Ik zie hoe opgelucht hij is en glimlach. Hij glundert helemaal en pakt nog iets vast, maar Sandie slaat het uit zijn handen en zegt: “Nu is het mijn beurt, Cock. Eerlijk is eerlijk.” Dan pakt Lilly haar sjaal en blinddoekt hem. “Kom maar op, ik proef alles!” roept hij enthousiast. Terwijl Lilly in haar tas rommelt, kijkt Julia over haar schouder mee. “Hier, deze.” Ik zie dat ze lipgloss vast heeft met aardbeiensmaak. Dat kan niet goed zijn, maar het zijn superiors. Het kan waarschijnlijk geen kwaad. Terwijl Sandie zijn tong uitsteekt, dipt Lilly haar lipgloss op zijn tong. Meteen trekt hij een vies gezicht. “Ieuw, lipgloss met aardbeiensmaak! Zijn jullie gek?” Maar Lilly kijkt naar het papiertje op de zijkant en spoort hem aan om de inhoud op te noemen. Hij haalt eens diep adem en begint dan van alles op te noemen waar ik nog nooit van gehoord heb. Als hij klaar is, krijgt ook hij een applausje. “Goed gedaan, hoor!” Iedereen grijnst en rustig lopen we terug naar het grote gebouw waar iedereen woont. Het valt me ineens opdat Jona er niet bij is.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen