Hoofdstuk 48
Jace werd iedere ochtend meegenomen voor het ontbijt. Hij vond het niet erg, geloof ik. Ik had hem horen schreeuwen ’s nachts, toen ik niet kon slapen. Het geluid werd gesmoord in de dunne stof van de dekens en zijn matras, maar was weldegelijk aanwezig. Het beukte door de slaapmiddelen heen die ze hem gaven, drong mijn hoofd binnen en liet me niet meer los.
Op een andere manier dan bij Nathaniël het geval was geweest, wekte hij mijn moedergevoelens op. Ik wilde dat hij gewoon kon slapen en er niet zo ziekelijk uit zag overdag. Ik wilde dat ík weer goed kon slapen en er niet uit zag als een schim van mezelf als het licht was. Ja, ik was egoïstisch.
Toen ik hem vroeg of hij nachtmerries had, antwoordde hij ontwijkend. Hij mompelde iets onverstaanbaars en vluchtte toen de cel uit, op weg naar het ontbijt. In de korte tijd tussen zijn afwezigheid en de komst van mijn ontbijt speurde ik op de tablet naar zijn dossier. Hij was relatief leeg, omdat hij nog maar net opgepakt was. Er was nog niet veel informatie over hem verzameld. Het feit dat hij geen open persoon was droeg waarschijnlijk bij aan de hoeveelheid woorden die ze aan de klus hadden vuilgemaakt.
Naam: Jace Ophil
Geslacht: mannelijk
Geboortedatum: 17 mei 2175
Geboorteplaats: Lorde
Lengte: 204 cm
Oogkleur: overwegend groen
Haarkleur: blond, goud
Huidskleur: blank
Datum arrestatie: 23 december 2102
Plaats arrestatie: Lorde
Leeftijd arrestatie: 18
Scholing: tot 16 jaar, hoog niveau
Familie: ouders zijn Jaime Ophil en Laura Ophil-Maren, zusje was Alyson Ophil (overleden).
Celgenoten: Nathaniël Reece, Maeve Salva
Risico: 3
Werk: onkruid wieden, kas 23
Level medicatie: 6
Level mutatie: 8
Risico: 2
Achterstand: zenuwen zijn dood
Risicofactoren: adrenaline
Opmerkingen:
Geen opmerkingen
Pas nu ik zijn dossier in mijn handen had – soort van – zag ik dat de mutatie er helemaal niet in stond. Nu wist ik van Jace dat hij de beschikking had over pyrokinese, maar van Nathaniël wist ik nog steeds niet wat hij kon. Hij had het me ook nooit verteld, was er nooit over begonnen.
Ik moest nu kiezen of ik het hem zou vragen met een groot risico op een ontwijkend, van onderwerp veranderend antwoord. In dat geval zou ik het niet over mijn hart kunnen verkrijgen om eigenhandig nog verder te zoeken. Maar daarentegen: als ik nu begon met zoeken, wist hij niet dat ik dat had gedaan en kon hij dat opvatten als iets slechts. Alsof ik hem niet vertrouwde. Dat was wel het laatste wat ik kon gebruiken, dus ik besloot voor de eerste optie te gaan. Ik zette de tablet uit en verstopte hem onder mijn matras.
‘Nathaniël?’ Ik ging naast hem op het bed zitten en legde mijn hoofd op zijn schouder. Een beetje slijmen kon nooit kwaad, toch?
Hij opende zijn ogen en richtte zijn gezicht naar de kant waar mijn stem vandaan kwam. ‘Ja, Mae. Wat is er?’
‘Weet jij wat Jace kan doen? Of kon…’
Hij fronste. ‘Nee… denk ik. Hoezo?’
‘Wil je het weten?’ Ik kreeg de neiging ‘verleidelijk’ met mijn ogen te knipperen, maar dat was zinloos, natuurlijk. Hij kon het niet zien, hij kon alleen maar voelen. En al kon hij het wel zien; ik dacht niet dat het er echt mooi uit zou zien. Ik had daar niet het juiste gezicht voor – ik was niet schattig te noemen.
Hij dacht even na over die vraag. ‘Misschien. Ik weet het niet, ik heb er nooit zo over nagedacht, eigenlijk. Niet tot jij er ineens mee kwam, in ieder geval.’ Hij gniffelde. Hij rekte tijd. Zou hij door hebben wat ik van hem wilde weten? Zou hij het me geven? ‘Maar… ja. Ik denk dat ik het wel zou willen weten. Weet jij dat?’
Ik wist het, ja. ‘Ja. Hij kon vuursturen. Hij is de gevaarlijkste van de drie.’
Nathaniël knikte. ‘Volgens mij kan Sharif dat ook. Het is geen zeldzaam iets. Er zijn er een stuk of zes van, dacht ik te herinneren. Ze zijn gevaarlijk zonder medicijnen, omdat het heel onvoorspelbaar werkt. In een boze bui kunnen ze iemand verbranden zonder er bij na te denken. Dat is waarom de Regering uiteindelijk koelcellen heeft laten maken. Daar kunnen ze praktisch niets uithalen, omdat ze warmte nodig hebben uit de omgeving of uit henzelf. Maar als ze die energie uit hun eigen lichaam halen, vriezen ze dood.’
‘Kunnen ze ook energie uit anderen halen?’
‘Sommigen kunnen dat, niet iedereen. Hoe wist je eigenlijk dat Jace dat kon? Staat dat in de dossiers?’
‘Cade had het me verteld.’
‘Weet je wat ik kan? Ik bedoel: je hebt mijn dossier gelezen, toch? Ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat je dat niet gedaan hebt.’
‘Het staat niet in de dossiers. En ja, ik heb die van jou wel gelezen.’
‘Wil je het weten?’
Ja. Ja! JA! Vertel het me! Bevredig mijn nieuwsgierigheid en laat het me horen. Laat het me zien, verzin iets leuks. Ik wil het weten. ‘Graag, als je het wilt vertellen.’
‘Natuurlijk wil ik het je vertellen. Ik loop er al een tijdje over na te denken, maar ik was bang dat je het niet wilde horen. Dat het je af zou schrikken of zoiets. Ik weet niet goed hoe je erop zal reageren.
Beloof je dat je niet bang wordt, of me op een andere manier zult gaan behandelen als je weet wat me is afgepakt?’
Eigenlijk was dit een onredelijke vraag. Immers: hij had ook tijd nodig om te bekijken hoe hij mij zou zien nadat ik uit de doeken had gedaan wie ik echt was en wat de reden was van mijn plotselinge bezoek aan het centrum. Hoewel, dat was iets groters, dacht ik. Dit was veel onbelangrijker voor wie hij was. Ik had gelogen, maar hij had slechts geheimgehouden wat hij ooit bezeten had, maar nu kwijt was.
Ik knikte, wachtte toen gespannen af op zijn antwoord. Tot ik realiseerde dat hij dat ook deed. Ik schoot in de lach. ‘Sorry, ik knikte. Ik had kunnen weten dat je het niet zou merken. Excuses. Ja, ik beloof dat er niets zal veranderen aan hoe ik me gedraag in jouw buurt.’
‘Goed.’ Hij kuste mijn kruin. ‘Daar gaan we dan.’ Dralend en treuzelend kreeg ik ook nog een aai over mijn bol en zocht hij naar een goede houding. Uiteindelijk zaten we allebei in de kleermakerszit, knieën tegen elkaar aan. Handen in het midden. Hij hield die van mij vast.
‘Treuzelaar!’ mompelde ik.
‘Sorry wat?’ Hij keek op, een ondeugende schittering in zijn ogen. Hij had weer een mogelijkheid gevonden om langer te wachten. En ik, idioot die ik was, had hem die gegeven.
‘Niets, vertel nu maar.’
‘Goed dan.’ Hij haalde diep adem. ‘Ik weet het, ik moet je geduld niet zo op de proef stellen. Ik zal ermee stoppen.’
Reageer (3)
Haha, die laatste zin, inderdaad wel ironisch en gemeen ;p maar ach, ik heb voorlopig nog wel genoeg geduld ^^
1 decennium geledenHoe waag je het om hier te stoppen!
1 decennium geledenNiet eerlijk :c
... Wel verdorie... Sneu voor de mensen die het nog niet weten. Eigenlijk balen dat je dit soort dingen met mij bespreekt en ik dus weet wat er komen gaat I'm not going to kill you!
1 decennium geleden