6. Them or you
Na een lange rit terug naar Topkins’ landhuis, was mijn paard al best moe. Ik liet hem wat uitrusten en liep het gebouw binnen. De man zat in de salon op z’n eentje een boek te lezen. De butler liep over en weer om zijn glas Cherry aan te vullen. “Meneer Topkins, kan ik u even spreken?” De man verschoot bijna van kleur toen hij mij zag. “Ik heb namelijk uw vrouw en dochter gevonden, maar ook iets zeer interessants over u.” Ik liet het blad zien en wees het stukje aan waar Beëindigd stond. “Je begrijpt het niet, ik…” Ik onderbrak hem. “Ik denk dat ik het heel goed begrijp, meneer Topkins. U wilt niet in hun handen vallen en dus doe je maar gewoon alsof jij er niet net zo hard bij hoort. Wat kunt u doen, meneer Topkins? En ik vraag het geen twee keer.” Ik wist niet of hij bang was van me, maar daar leek het wel op. “Kijk, ik kan het uitleggen, maar ik kan je niet zeggen wat ik kan. Ik kan het gewoon niet.” Hij schudde zijn hoofd en keek treurig in zijn alweer lege glas. “Ik kan uw vrouw zo terug brengen als u wilt, maar dan moet u het wel zeggen,” zei ik op rustige toon. “Nee, nee. Ik kan het niet.” Ik verwachtte dat hij ieder moment in huilen uit kon barsten. “Alstublieft, waarom wilt u het niet gewoon geloven? Ik kan het niet uitleggen!” Met een zucht wende ik mijn blik van hem af en keek naar het grote schilderij boven de bank. Het was een prachtig landschap van bomen en een beekje ertussen door. “Kun je het me tonen?” vroeg ik rustig en keek hem terug aan. Topkins keek naar de butler in de hoek van de kamer. “Ik…” Hij wilde weer zijn hoofd schudden, maar toen knikte de man. “Goed dan.” Hij stond op van zijn zetel en legde zijn boek aan de kant. Toen concentreerde hij zich met gesloten ogen en ineens werd zijn lichaam troebel. Alsof het een waterplas was waar een druppel in viel. Zijn hele lichaam leek te golven en veranderde van kleur. Ineens keek ik naar mezelf, of een perfecte replica daarvan. Ik kijk opgetogen en verrast naar mezelf terwijl hij snel weer terug verandert. “Wauw, dat is nogal een knap staaltje gedaanteverwisseling,” mompelde ik. Ik had al meerdere mensen als hem ontmoet, maar niemand kon zo makkelijk veranderen als hij. “Het is maar gezichtsbedrog,” antwoorde hij en hij keek verlegen naar de grond. Alsof ik hem net naakt gezien had. Misschien was dat ook wel zo. “Nee, niet helemaal,” zei ik bedenkelijk. Maar toen vestigde ik de aandacht op de butler. “En jij bent…?” vroeg ik. Hij leek verbaasd dat ik hem zo aansprak. “Mijn naam is Donald Ronders,” antwoordde hij. Ik glimlachte. “Dat bedoelde ik niet en dat weet je zelf ook wel.” Dan knikt hij weer en pakt de fles Cherry die hij nog in zijn handen had. “Oh, nee. Niet de fles Cherry,” mompelde Topkins in een zachte kreun, maar de vloeistof in de fles begon al langzaam te koken. Ik keek lachend naar hem. “Volgens mij zijn alle getransformeerden zich aan het verzamelen, denk je niet?” De butler knikte instemmend, maar Topkins keek me vragend aan. “Hoeveel zijn er in de stad, momenteel?” Ik telde iedereen die ik gezien had in een seconde en zei: “Elf, en ik dank dat er nog meer komen.” “Dan is er drie van ons en acht van hen,” rekende hij. “Nee, zeven. Een oude vrouw kan dode mensen zien, maar wil er niets mee te maken hebben. Ze zijn met zeven.” Dat was misschien niet veel beter, maar het was al een begin. “Kijk meneer Topkins, ik ben noch voor noch tegen u, maar dan moet u wel een beetje meewerken. Je kent vast wel mijn bijnaam: Katsa.” “Oh, dat ben jij,” mompelde hij en hij leek ineens ongemakkelijk in zijn stoel te zitten. “Geen zorgen, ik zal je geen pijn doen. We staan aan dezelfde kant, denk ik. Is het niet?” Hij knikte heftig, een beetje bang. Ik keek de butler aan, maar die durfde me niet eens in de ogen te kijken. “Laten we eens met die mensen gaan praten,” stelde ik voor. “Wacht, praten? Ga je daar gewoon binnen lopen en met hen praten?” Ik knikte ter bevestiging. Ik kon me niet bedenken wat daar zo verkeerd aan was. “En wat nu als ze ons aanvallen?” Oh, dat. “Dan zeggen we dat we in vrede komen. Trouwens, ze denken dat ik dood ben, dus geen zorgen. Ik zal het wel afhandelen.” De mannen leken alles behalve op hun gemak te zijn toen we even later in Topkins’ rijtuig koers zetten naar het oude huis waar ik nog maar net vandaan kwam. De rit was uitermate stil en oncomfortabel, maar ik was zeer geamuseerd om hen zo te zien zitten. Ze hadden allebei geweigerd naast elkaar te zitten, dus moest ik tussen hen in zitten. Maar dat zorgde er dan weer voordat ze zich niet meer durfden te bewegen en bleven ze dus in hun benarde positie zitten. De menner haalde alles uit de paarden en zo kwamen we ook vroeg aan, maar ik vroeg de menner om vroegtijdig halt te houden zodat ze ons niet aan zouden horen komen. Ik hield van verassingen. We liepen het laatste eind en om de stilte te verbreken, zei ik: “Laar mij het woord maar voeren als we eenmaal binnen zijn. Oh, ik kan niet wachten tot ik hun gezichten zie!” Verrukt stapte ik stevig door en kwam zo als eerste aan bij de deur. De andere twee leken expres trager te lopen om het maar zo lang mogelijk uit te stellen. Toen we alle drie weer compleet waren, opende ik gewoon de deur zonder eerst aan te bellen en liep naar binnen. Ik zette meteen koers naar de salon waar ik hen voor het laatst had gezien. Blijkbaar was hun gebekvecht nog niet over en waren ze elkaar aan het beschuldigen om de reden dat Topkins niet reageerde op hun actie. “Geen nood, dat is mijn schuld denk ik,” zei ik terwijl ik rustig tegen de deurpost aan leunde. Geschrokken draaiden Thomas en Niemand zich om. “Hoe - maar hoe is dat mogelijk? Je hoofd…” Ik grinnikte bij Niemands reactie. “Ja, bedankt voor dat trouwens,” zei ik in Thomas’ richting. De man stond erbij alsof hij een spook had gezien, en misschien was dat ook wel zo. “Kijk, zoals je ziet heb ik Topkins bij me en ik heb ook een voorstel.” Ik trok aan Topkins’ arm om hem in het zicht van de anderen te stellen. Hij kwam wat wankel naar voren, maar bleef daar met opgetrokken schouders staan. De twee wisten niet wat nu te doen, dus zei ik: “Zijn vrouw en dochter hebben hier niets mee te maken, dus die kun je al vrij laten.” Neo knikte en gebaarde naar een jongen in de hoek. Ik had hem al zien zitten, maar blijkbaar was Topkins verrast toen de jongen in de kleur van het behang achter zich, opstond en zich tussen ons door wurmde. “Wat wil je nog meer?” vroeg hij met een hoge stem. “Ik wil weten wat jullie organisatie ongeveer inhoudt en waarom jullie mensen als mij en Topkins zo graag willen hebben.” Mijn stem klonk toonloos als altijd, maar ik zag iets in Neo’s ogen waardoor ik wist dat hij bang van me was. “We zoeken nieuwelingen en proberen ze te helpen. Je weet wel, hun gaven leren kennen en dat soort dingen.” Ik knik. “En wat heeft dat met ons te maken?” Hij keek me scheef aan. Ik wist het wel, maar hij moest het gewoon even hardop zeggen voor me. “Jij bent een nieuweling en Topkins weet gewoon te veel. We willen jullie gewoon helpen, hoor!” viel hij uit. “Dus mijn hoofd eraf hakken is helpen?” “Nee, nee. Als ik had geweten dat Thomas je zou vermoorden, had ik hem wel gestopt, maar…” Ik schudde mijn hoofd. “Maar ik ben terug tot leven gekomen, dus nu lijkt het er niet meer zo toe te doen.” Hij keek me verbaasd aan. “Kijk niet zo. En ja, het doet er ook niet toe. Maar wat er wel toe doet, is dat jullie nog maar kinderen zijn – hoe geniaal ook – en wij niet. Wij zijn geen nieuwelingen en wij hebben jullie hulp helemaal niet nodig.” Dan hoor ik Thomas grinniken en kijk geïrriteerd naar hem. “Hoe oud ben je? Negentien, twintig? Dat noem ik nieuweling, hoor!” Hij was nogal zeker van zichzelf, dus zei ik: “Nee, ik ben 713 jaar oud. De eerste getransformeerde, ter informatie. En ik ben immuun voor de meeste gaven en ik zal altijd terug tot leven komen als je me vermoord. Nee echt, ik ben zelfs een keer ontploft…” Neo proestte het uit en Thomas keek me verslagen aan, maar ik negeerde hen. “Waar dacht je dat de legende van Katsa vandaan kwam? It’s all me!” Toen liet ik de twee mannen achter me de kamer in en vroeg: “En u dan, meneer Topkins? Hoe denkt u erover?” Hij leek nogal verward te zijn, want ook hij was verbaasd over mijn antwoord. “Ja, je hebt gelijk,” zei hij dus maar. “We zijn geen nieuwelingen en we kunnen best onze mond houden.” Neo knikte instemmend. “Natuurlijk.” Even leek het allemaal opgelost te zijn, maar ik wist dat dit nog maar het begin was van alles. Ik keek de mannen aan en besefte dat ik hen wel eens ergens voor nodig zou kunnen hebben.
Er zijn nog geen reacties.