6. People
“Ze overleeft het wel, maar ik heb geen idee hoe…” “Haar hart klopte sneller dan ik ooit voor mogelijk heb gezien…” “Je zei dat ze de rook verdreef met haar geest…” Ik wordt wakker met een heleboel pratende mensen om me heen. Ze staren me aan als ik mijn ogen open doe. “Wat is je naam, meisje?” vraagt de dokter. Hij moet zich tussen twee nieuwsgierige dames wurmen om mij te bereiken. Ik heb geen idee wat ik moet zeggen, ik had namelijk niet echt een naam. Hij schijnt met een fel blauw lichtje in mijn ogen en ik knipper hevig. “Kom, stuur iedereen weg,” gebaart de dokter geïrriteerd en wuift naar de deur. De mensen drommen naar buiten onder driftig gebabbel. Nu weten ze het, nu weten ze dat ik niet normaal ben. Ik haal eens diep adem en kijk de man aan. Hij lijkt me wel aardig, maar hij is vooral op zoek naar antwoorden. “Je naam, meisje,” herhaalt hij meteen vriendelijke stem. “Ik heb geen naam,” zeg ik zachtjes. Ik durf het niet harder te zeggen, want ik vertrouwde mijn stem niet zo goed. Maar hij kijkt me niet begrijpend aan. “Heb je ouders?” probeert hij voorzichtig. Ik schud mijn hoofd. “Andere familie, vrienden?” Ik zie dat hij aan het einde van zijn latijn is, dus zeg ik: “Ik ken verder niemand.” “Oh,” mompelt hij. Hij staart naar een doorzichtig scherm in zijn handen, maar door de vreemde kleur kan ik niet lezen wat erop staat. “Eigenlijk zou je dood moeten zijn.” Hij krapt zichzelf achter zijn oor, diep in gedachten verzonken. “Ik snap er niets van. Maar hoe voel je je?” ik kijk verbaasd op van de vraag. “Prima.” Snel controleer ik of dat wel klopt, maar ik voel geen pijn of niets. Ik lijk volledig in orde te zijn. Hij staart een paar seconden naar me met opgetrokken wenkbrauwen en noteert dan iets. “Dan denk ik dat we je nog even hier houden voor observatie tot we weten waar we met je heen kunnen.” Dat gezegd te hebben, draait hij zich om en loopt de kamer uit. Mij alleen latend. Maar het duurt niet lang of de nieuwsgierige wereld wil alles over mij weten. Camera’s nemen iedere seconde op en mensen komen binnen en stellen vragen. Op de meeste kan ik niet eens antwoord geven, iedereen praat door elkaar. Soms roept iemand eens iets en dan kan ik het tenminste verstaan. Maar de helft van de tijd kijk ik hen aan alsof het pratende apen zijn. Ik durf te wedden dat alles nu live uitgezonden wordt op openbare tv. Ik zet me dus recht en probeer een aantal vragen toch te beantwoorden. “Hoe kun je in hemelsnaam leven?” “Ik denk zelf ook dat het een mirakel is.” “Hoe heb je al die rook en as weggeblazen?” “Je zegt het al zelf, ik heb het weggeblazen. Gewoon zo.” Ik haal eens diep adem en blaas. De mensen moeten een stap naar achteren zetten door de wind die ik creëer. Ze lijken allemaal erg verrast en opgetogen. En natuurlijk willen ze meer.
Er zijn nog geen reacties.