Foto bij 3. They want me

“Hier kun je niet mee doorgaan.” De man keek me aan alsof ik een ernstige misdaad had gepleegd. Misschien was dat ook wel zo, maar voor mij was dit de normaalste zaak van de wereld. “Ga met ons mee, we kunnen je iets beters te doen geven. We kunnen je leren hoe je er mee moet omgaan.” Brock knikte instemmend, maar ik was het niet echt met hen eens. “Waarom willen jullie me zo graag? Je hoeft me niet naar het einde van de wereld te volgen.” Hij grijnsde. “Ik heb nog nooit iemand zo koelbloedig moorden zien plegen als jij en je lijkt er nog plezier in te hebben ook.” Daar zat hij mis. Mijn definitie van plezier was duidelijk heel anders dan die van hem en ik had geen plezier. In niets niet. Ik keek hem emotieloos aan. “Dus? Ik ben hopelijk niet de enige die iemand kan vermoorden. Huur een huurmoordenaar als je er een nodig hebt. Ik ben van niemand en ik werk ook voor niemand,” zei ik op rustige toon. “We kunnen je hepen…” Maar Ik had hen al de rug toegekeerd, niet van plan om mijn tijd aan hen te verspillen. Wat hadden die toch? “Je kunt niet ongestraft mensen blijven vermoorden!” schreeuwde hij me na, maar ik negeerde hem. Ik bond de zak aan mijn paard en steeg op. Hij keek me na terwijl ik weg galoppeerde. Had hij niets beters te doen dan achter mij aan te zitten? Thuis pakte ik de spullen uit. Ik had weer veel geld gevonden en deze keer ook een kistje met juwelen in. Een prachtige blauwe edelsteen pronkte aan een zilveren ketting. Hij was best zwaar, maar ik zag mezelf al helemaal voor me met een lange lichtkleurige jurk en deze ketting om mijn nek. Ik glimlachte. Snel rende ik naar boven om hem te zoeken tussen al mijn andere jurken. Hij kwam bijna tot aan de grond. Bovenaan had het een strak lijfje met lichtblauwe pareltjes, onderaan was hij los met verschillende doorschijnende lagen. Ik trok hem aan, samen met een paar handschoentjes en poederde mijn gezicht. Twee standaard dingen die ik nooit vergat als ik naar de stad ging. Mijn huid was te wit zonder wake-up en mijn handen te koud zonder handschoenen. Om tien uur zou het rijtuig voor mijn deur staan. Slapen deed ik ook al in een lange tijd niet meer, dus was ik al bijna klaar voor vertrek. Ik dronk een liter water, zodat ik niet uit zou drogen. Dat zou wel genoeg zijn voor vandaag. Om halfelf kwam ik aan in de stad en maakte daar een lange wandeling met een parasol boven mijn hoofd voor wat schaduw. Ik had nooit zo gehouden van de zon en zeker vandaag niet. Het was warm en overal liepen arme kinderen in weinig kleren rond. Ze speelden altijd buiten, maar waren extra vrolijk als de zon scheen. De laan waar ik me op dat moment bevond was lang en de bomen aan de rand zorgden voor een aangename schaduw. Met een zachte wind in mijn gezicht stapte ik op de witte sandalen richting het centrum van de stad. Ik had de menner namelijk gevraagd me af te zetten in een buitenwijk. Ik hield van wandelen en zo vulde ik ook mijn tijd. Liever nog ging ik rennen, maar een dame hoorde niet te rennen. Het centrum was druk en je moest opletten waar je liep, of de paarden liepen over je voeten. Gelukkig niet over de mijne, ik liep in de schaduw van een mooi winkeltje waar ze allerlei poppen verkochten. Ze keken allemaal vrolijk naar buiten. Een meisje met vlechtjes in haar haar kwam huppelend met haar nieuwe pop naar buiten, haar ouders moesten zich achter haar aan haasten om haar ervan te weerhouden zo de straat op te lopen. Maar de ouders waren te traag. Een aanstormende wagen kwam snel op haar af. Maar net voor ze de straat op rende, pakte ik zachtjes haar arm en zei ik: “Hé, niet zo gehaast, kijk eens wat daar aankomt.” Ik wees naar de paarden die op dat moment voorbij renden. Iemand had haast. Ze keek geschrokken naar de grote paarden en zette een stap achteruit. “Bedankt hoor,” zei de moeder toen ze me bereikte. “Graag gedaan.” Ik glimlachte naar haar. Ze liepen rustig weer verder terwijl ik hen nakeek. Toen liep ik ook verder. De winkelstraat was lang en druk en overal zaten mensen gezellig te babbelen terwijl ze aan ijsjes likten of hun honden in toom probeerden te houden. Een oude man kwam uit een warenhuis gestrompeld, maar had wat moeite met de trappen naar beneden. Ik pakte zijn bovenarm en hielp hem naar beneden. De man glunderde helemaal toen hij beneden aankwam. Ook hij bedankte me. Zo was ik nu eenmaal, mensen helpen hoorde bij de persoon die ik overdag was. Ik hoorde de krantenjongen het artikel van de dag roepen: “Tienvoudige moord in veenhuis!” “Meneer Vandogen is gruwelijk onthoofd tijdens een avondje kaarten bij vrienden!” Dus ze waren aan het kaarten? Daar had het eerlijk gezegd niet op geleken toen ik daar binnen viel. Ze leken eerder stoned en dronken. Ik hoorde iemand de naam Katsa zeggen. Ze was een beroemd persoon hier. Eigenlijk bestond haar legende al meer dan duizend jaar. Toen was ze een begaafd meisje die iedereen martelde die iets verkeerd had gedaan. En soms als ze echt niet mee werkten, vermoorde ze hen. Ze werkte voor haar neef, de koning en iedereen was bang van haar. Ik glimlachte bij de gedachte dat ze mij met haar vergeleken. Het was eigenlijk wel zo, alleen vermoorde ik de mensen meestal allemaal. Niet veel later kwam ik aan bij een zijstraatje die ik insloeg. Hier was ik al vaker geweest, maar deze keer rook ik iets anders bekends. De geur leidde me naar een kleine rustige bar op het einde van de doodlopende steeg. Het rook er muf en het afval was hier tegen de muur opgestapeld. Een meisje als ik zou hier niet moeten komen, maar ik kon niet wegblijven. Ik betrad het kleine lokaal waar enkele deftige mannen een pijp aan het roken waren. In totaal waren er maar drie mensen in de bar, inclusief de barman die tenger, klein en mager was. Ze keken allemaal verbaasd op toen ik binnen kwam, maar een van hen leek me te herkennen. Het was de barman. Hij had me er la eens uitgeschopt, maar dat was ’s nachts geweest. Hij leek nogal verbaasd te zijn om me hier in deze kleren overdag te zien. Een van de heren stond op en stak zijn hand uit naar me. Ik deed hetzelfde en hij kuste beleefd mijn hand. Maar toen hij opkeek, bleef zijn blik hangen bij mijn ketting. “Jij,” mompelde hij met een grom. “Wat een heer,” zei ik met een glimlach en trok mijn hand terug. Op zijn hoede zette hij een paar stappen opzij. “Roguer, ontmoet vrouwe Katsa.” Hij sprak de naam uit alsof hij vies was en spuugde op de grond. Toen Roguer zich omdraaide, zag ik het kruis in zijn hals. Nog een. Hij keek me met dichtgeknepen ogen aan en ik probeerde uit te maken of dat bij zijn gave hoorde. Hij zette een paar stappen in mijn richting en balde zijn vuisten. “Hé, niet vechten hier! Zeker jullie niet…” Roguer gooide een glas in zijn richting zonder opzij te kijken. Hij mistte, maar zat er niet ver naast. Geschrokken dook de man weg achter zijn bar, hopend dat hij daar veilig zou zijn. “wat een eer om jou te mogen ontmoeten.” Zijn stem was rauw van het roken. Mijn glimlach was overgegaan in een bestuderende blik en ik keek hem recht in zijn ogen. Toen haalde hij ineens uit met zijn vuist. Ik ontweek hem soepel en sprong sierlijk naar achteren. Meerdere keren haalde hij uit naar mij, maar kon me nooit raken. Het leek hem matig te irriteren, dus trok hij een mes en kliefde het door de lucht. Hij kon met het mes een stuk van mijn rok afsnijden, maar hij kon me niet raken. Toen de tweede man een zwaard trok en zich op me stortte, greep ik een mes die Roguer had laten vallen en stak het in zijn keel. Na een soepele sprong trapte ik hem in zijn gezicht en viel hij naar achteren. Toen ik over hem heen gebogen stond en hij zijn gezicht afschermde met zijn arm, zei hij: “Je zult er spijt van krijgen! Hij zal achter je aan komen!” Ik negeerde zijn gebrabbel en stak het mes in zijn been. “Waarom wil iedereen me hebben?” vroeg ik hem. Maar hij kon niet antwoorden door de pijn en schreeuwde het uit. Toen hij ietwat kalmer was, begon ij ineens te lachen. Ik hoorde de zware maar uiterst bekende voetstappen achter me. De deur sloeg achter hem dicht. Zonder me om te draaien, wist ik dat hij er weer stond. Altijd mij volgen. Maar hij was te laat; de man was al dood. “Nu ben je te ver gegaan!” Zijn stem was luid en hard, maar ik was niet bang van hem. Ik was van niemand bang. Toen ik me omdraaide, zag ik dat hij echt heel kwaad was. “Ik heb geen keus dan je te vermoorden.” Hij had in een flits een mes vast en nog geen seconde later stond hij voor me. Ik sloeg zijn arm van me af toen hij me aanviel met een lust die ik nog nooit eerder in iemands ogen had gezien. Misschien was Roguer wel zijn vriend geweest. Maar hoe moest ik dat nu weten? Hij hakte op me in en voor het eerst in mijn lange leven had ik het moeilijk om zijn aanvallen te ontwijken. Hij was zo snel dat ik hem niet eens kon raken. Toen sprong ik omhoog en greep een balk boven mijn hoofd. Ik landde weer op mijn voeten achter hem, maar hij was me voor. Zijn sterke armen smeten me tegen de muur. Hij hijgde en veegde zijn voorhoofd af. Ineens stond Brock daar. “Thomas, je kunt haar niet zomaar vermoorden.” Hij was nog steeds woedend, maar leek toch wat meer tot rust te zijn gekomen. Hij staarde me aan, beschuldigend en gekweld. Voor het eerst voelde ik me in het nauw gedreven. De man was snel en had uitzonderlijk goede reflexen. Misschien was hij wel net zo sterk als mij, maar zijn huid was niet wit. En ik kon net zo min geloven dat hij zich poederde, dus ik nam aan dat hij een natuurtalent was. “Ze heeft hem vermoord,” zei hij, meerdere keren achter elkaar. “Kom op, laten we gaan,” probeerde Brock. “Waarheen? Ik kan haar niet nog meer mensen laten vermoorden! Hij was mijn vriend!” Ik zag de woede weer in hem oplaaien toen hij het levenloze lichaam van zijn vriend in de hoek zag liggen. “Hoe kon je?” Ik zette een paar stappen naar voor, maar hij trok zijn mes weer. “Ga.” Ik keek hem schuin aan. “Ga!” riep hij. Toen draaide ik me om. Ineens schreeuwde hij. Zijn mes raakte mijn linkerschouder en de pijn trok door mijn hele bovenarm. Zonder me om te draaien of ook maar een teken van pijn te vertonen, trok ik het mes uit mijn bloedende schouder en smeet het op de grond. Het kwam trillend tussen twee planken van de vloer terecht. Toen liep ik verder met rechte schouders en sloeg de deur achter me dicht.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen