Foto bij De Schrijver

DE SCHRIJVER
Thema: Euforie

Ab ovo, in medias res of post rem ? Dat was de enige beslissing die ik nog moest maken voordat ik kon beginnen met het schrijven van mijn verhaal. Ik had de personage al uitgewerkt, de ruimtes al beschreven en ook had ik al werk gemaakt van een bepaalde symboliek in mijn verhaal. Want symboliek was uiteindelijk het leukste aan het schrijven van verhalen.

Symboliek was een soort spelletje, een puzzel. Een diepere laag in het verhaal dat het thema op een bepaalde manier ondersteunde. Het was leuk om symbolen te ontdekken, maar nog veel leuker was het om symbolen te bedenken en ze daarna te verstoppen in het verhaal. Symboliek was een leuk iets, vooral omdat het alles kon zijn. Het kon een voorwerp zijn, als een harten speelkaart of een grote boom in volle bloei, met mooie lentebloemen. Maar symboliek kon ook een ruimte zijn, zoals een warme, benauwde treincoupé met door de damp beslaande ramen, of een van de buitenwereld gescheiden eiland. Symboliek maakte dat door een defect lichtknopje, het op meerdere manieren donker kon worden in een verhaal. Symboliek kon moeilijk te begrijpen zijn, maar kon even goed voor de hand liggend zijn. Op het moment dat ik zo'n verstopt symbool ontdekte, of succesvol had verstopt in één van mijn eigen verhalen ontstonden er kriebels in mijn maag, en kon ik niet minder dan tevreden zijn. Ik hoopte dat ik na afloop van mijn verhaal tevreden kon zijn.

Terug naar mijn probleem. Uit het ei, in het midden van de zaak, of na de zaak; dat was wat de Griekse begrippen ( : ab ovo, in medias res, post rem) van mijn probleem betekenden. Mijn uiteindelijke keuze zou desastreus zijn, en het complete verhaal op de één of andere manier beïnvloeden. Zowel voor de lezer, als voor mij; de schrijver. Het zorgde voor een bepaalde spanning toen ik mijn ineens zo veel zwaarder voelende pen opnieuw in handen nam en ik uiteindelijk met een langzame zwaai een ovale cirkel om mijn keuze zette. De cirkel was slordig en onafgemaakt, ik hoopte niet dat het een teken zou zijn. Deze cirkel zou je in zekere zin ook symboliek kunnen noemen.


Lange vingers gleden over het koude, ronde glas. De vingers keerden het bolle glas langzaam om, en draaiden het weer terug zodat witte, maar toch zulke kleurrijke, sneeuwvlokken, die ooit op de bodem lagen, weer naar beneden vielen op een zweverige manier. De sneeuwvlokken glinsterden als magische lichtjes en leken over de lucht te glijden, daar binnen. Ze vond het een bevredigend gevoel, dat de zwaartekracht ook dáár werkte. Dat alles wat dáár gebeurde voorspelbaar was, en niemand iets kon veranderen aan wat zich daar afspeelde. Het was vredig, ze kon weer rustig nadenken.

Ze stelde zich voor dat ze in de kerk zat, die in het midden van het dorp stond. De kerk was vanbinnen even sober als de grijze buitenkant, met de oude, rode, bevuilde dakpannen, waardoor ze meer oranje dan rood leken. Haar ogen dwaalden rond de grijze muren en het kleine beeld dat voorin de kerk stond. Ze besteedde er niet zo veel aandacht aan, ze was niet gelovig. Ze vond het prettig toch, dat de kerk er zo uitzag als dat ze van te voren had bedacht. Kerken in het algemeen waren prettig, veel beter dan de wetenschap, die elke minuut weer veranderde door een nieuwe theorie of ontdekking. Ze stond op van het houten bankje waar ze op zat en begon te lopen, lichte pasjes, om de stilte van de omgeving niet te verbreken.

‘Stilte is een prachtig geluid.’ Had iemand haar ooit verteld. Ze wist niet wie de woorden had uitgesproken, maar zo af en toe kwamen ze weer boven drijven. Op momenten als deze bijvoorbeeld; waarin niemand haar lastig viel en het voornamelijk, stil was. Ze wist niet of ze het met de wijze spreker eens moest zijn, aangezien stilte juist het feit was dat er een keer geen geluid was. Stilte was juist iets anders dan een geluid, het was een omgeving, of misschien zelfs een staat waarin je verkeerde, een gemoedstoestand.
Stilte was het verschil tussen niks zeggen en alles al gezegd hebben.
Stilte was geen gevoel, stilte kon wel heel goed inspelen op je gevoel. Stilte maakte slechte gevoelens slechter, en goede gevoelens beter. En misschien dat het daarom wel zo prachtig was, dacht ze.
Eigenlijk was het nooit helemaal stil. Er was altijd wel een geluid, hoe stil je zelf ook was. Of hoe stil het in jezelf ook klonk. Stilte was een zeldzaam verschijnsel en je moest er van genieten op het moment dat je het tegenkwam. Of je het nou haatte, of lief had.

Haatte was een fout begrip. Haten was iets voor oorlog, niet iets voor meningen over stilte.

Ze had de kerk verlaten en bewandelde nu de straten van de stad zonder naam. Ze wandelde over grote wegen die veel vergelijking trokken met snelwegen door het verharde karakter van het pad. Langs de grote weg stonden gebouwen. De gebouwen verschilden van elkaar, de meeste waren somber, maar enkele panden waren vrolijk. De versierde gebouwen waren duidelijk in de minderheid, qua grootte en volume, en qua hoeveelheid, als in aantal. Ondanks de gebouwen, die veel weg hadden van huizen, waren er geen andere mensen op straat, ze was alleen. Wat een grote en vrijwel logische verklaring was voor de stilte in de stad zonder naam. Ze wist dat ze door moest lopen, de neiging was groot om in één van de weinig voorkomende, fleurige, huisjes te pauzeren. Toch liep ze door, omdat ze diep van binnen geen keus had. Ze had een bestemming, de manier om er te komen was het enige dat nog ontbrak. Ze was ze blij met het feit dat ze geen route beschrijving had, nu had ze een vrije keuze in het maken van beslissingen. Wat betekende dat ze haar eindbestemming voorlopig kon uitstellen. Ze keek voor zich, naar het grote sombere gebouw aan het einde van de weg. Ze keek recht naar haar eindbestemming, en besloot de vluchtstrook te nemen. Ze wandelde over kleine wegen zonder kronkels, en weggetjes met kronkels. Sommige bochten waren groot en duidelijk, anderen waren het tegenovergestelde; smal, klein, met ongemakkelijke paden. Ze kwam door steegjes en ontweek de doodlopende straatjes, totdat ze weer uitkwam bij de grote verharde snelweg, de weg waar ze al eerder over had gelopen. De vluchtstrook was alleen weg nu, er was geen weg meer terug.
Onzeker verminderde ze vaart, ze maakte haar eigen krommingen over de rechte weg.

Normaal hield ze niet van het om dingen heen draaien, of het maken van omwegen. Als je een probleem had, of veroorzaakt had, moest je het oplossen. Ze wist niet of ze dat op dit moment ook van mening was; krommingen waren ook best mooi. Een glimlach was immers ook een kromming, van lippen weliswaar, maar dat moest niet veel uitmaken. Dus maakten deze zelfgemaakte loop krommingen nu ook niet uit. Het was juist mooi, alle lachende gezichten waren mooi. Ze had nog nooit een lelijk gezicht gezien die lachte.

Langzaam maar zeker naderde ze het gebouw, het had een draaideur, die gek genoeg aanstond, in deze wereld zonder mensen. Aarzelend passeerde ze de draaideur, het interieur van het immense gebouw was, evenals de buitenkant, grijs. Overal waar ze keek zag ze grijstinten. Ze bestudeerde de omgeving grondig. Met haar ogen doorzocht ze elke etage van het pand en uiteindelijk, op de laatste etage, was daar wat ze zocht. Het was een simpele, enigszins verassende, oplossing, maar toch opgelucht nam ze de grote verfkwast in handen en begon ze met het verven van de grauwe muren.
Een verfrissende 30 minuten later nam ze een paar stappen terug, ze bekeek het resultaat opgelucht en een brede lach sierde haar lippen, de eerste muur was geverfd en alles zag er meteen zonniger uit. Het was al een paar minuten later toen ze ontdekte dat het buiten kleurrijke glitters sneeuwde. Ze had het opgelost, eindelijk.


Ze zette de snowglobe op haar ebbenhouten bureau en bekeek de kerk, en verschillende huizen in het ronde, glazen apparaat. Het was tijd voor een flinke pot verf, en verfkwasten. Vastberaden schoof ze de luxueuze bureaustoel naar achteren, en stond ze op. Haar hakken klikten op de plavuizen toen ze haar kantoor uitbeende.

De pen viel uit mijn hand. Het was af. Mijn hoofdpersoon had een oplossing gevonden, en ook ik was klaar. Tien voor drie gaf de klok aan. Buiten was het nacht en ik kon het niet helpen; ik moest lachen. Lachend las ik mijn geschreven tekst door, mijn ogen passeerden de symbolen die ik had beschreven. Ik keek dwars door de diepere laag in het verhaal heen, ik was trots, trots op mijn zojuist geschreven verhaal. Mijn ogen brandden, het was warm en mijn vingers voelden zwaar, maar ik lachte; alsof mijn leven ervan af hing.

Ik lachte niet zomaar, ik schaterde, ik wist niet waarom. Het voelde alsof ik net een marathon had uitgelopen. Pure euforie.

Reageer (6)

  • Peperoni

    Echt heel erg mooi, wowie.

    1 decennium geleden
  • Slughorn

    Mooi geschreven (:

    1 decennium geleden
  • idealist

    Stem hier op de poll.

    1 decennium geleden
  • freestyle

    Het was juist mooi, alle lachende gezichten waren mooi. Ze had nog nooit een lelijk gezicht gezien die lachte.

    +1 voor die zin.

    Wauw, ik vind dit prachtig geschreven! Al je metaforen zijn heel erg mooi. Goed dat je het toch nog hebt ingestuurd, ondanks dat je het eerst slecht vond, want dit is absoluut niet slecht. Hier kan je trots op zijn! (:

    1 decennium geleden
  • Solavellan

    Sneeuw zien neervallen => spirituele rust en kalmte

    Echt super mooi geschreven! :)

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen