Foto bij IV

Als Tessa haar ogen opent, ziet ze haar vader en ze balt haar vuisten om de opkomende emoties terug te dringen na het zien van haar moeder, die echt ontroostbaar leek.
Ze kijkt daarom liever naar Archontes, hoewel ze ook niet echt staat te springen om zijn aanwezigheid. Hij is net een schaduw en blijft telkens in haar persoonlijke ruimte staan, als een soort bodyguard.
‘Dus,’ zegt ze om haar vader nog even niet te hoeven zien. Hij zit in de auto, maar hij heeft het voertuig langs de weg gezet en leunt achterover in de bestuurdersstoel. ‘Neem je vaker dooien mee om naar hun achtergebleven ouders te kijken?’ Ze zegt het spottend en slaat haar armen over elkaar.
‘Ja,’ is Archontes’ enige antwoord en Tessa besluit om verder te vragen. Hij heeft nooit gezegd dat dat niet mocht.
‘Ben je een engel?’ De vraag schiet haar ineens te binnen en ze kijkt hem geïnteresseerd aan. Zo had ze zich een engel niet voorgesteld en ze had eigenlijk iemand met vleugels verwacht. Een mooi, gespierd lichaam met vleugels. Archontes heeft helemaal geen vleugels en Tessa zal hem ook niet als buitengewoon knap omschrijven. Zijn lichaam is ook niet zo proportioneel als ze zich bij een engel voorstelt.
‘Geloof je daarin?’ Het is de eerste vraag die hij aan haar stelt, maar hij kijkt haar niet aan.
Tessa haalt haar schouders op. ‘Ik dacht dat engelen – ik dacht dat ze aardig waren.’
‘Je vindt mij niet aardig,’ constateert hij gedeeltelijk correct.
‘Niet echt,’ geeft Tessa toe en ze voelt nog niet de minste behoefte om te liegen, hoewel ze dit nooit zomaar tegenover iemand zou hebben toegegeven.
Archontes haalt zijn schouders op. Hij lijkt niet onder de indruk en Tessa weet niet of ze daardoor gerustgesteld moet zijn of niet.
‘Het is ook niet de bedoeling dat ik aardig ben. Ik respecteer jou en je verleden en doe wat ik moet doen.’
Tessa knikt afwezig en kijkt weer naar haar vader. Hij zit nog steeds stilletjes in zijn auto en ze ziet dat er een traan over zijn wang loopt. Het doet haar pijn dat hij zit te huilen, want dit is de eerste keer dat ze hem dat ziet doen. Hij huilt geluidloos en zonder ook maar een spier te vertrekken, zelfs niet in zijn gezicht. Hij lijkt zelfs geen adem meer te halen, maar toch is het overduidelijk dat zijn verdriet hem tot in zijn ziel snijdt.
Ze weet dat het geen zin heeft om een poging te doen hem te troosten en daarom blijft ze staan. Ze probeert de kalmte van Archontes te voelen en hem te imiteren, om zichzelf in bedwang te houden, maar opnieuw lukt haar dat niet.
Hoewel ze onmiskenbaar aan het huilen is, komen er geen tranen en blijft Tessas gezicht droog. Ze drukt toch haar handen voor haar gezicht en blijft enige tijd zo staan, tot ze wordt opgeschrikt door het geluid van een portier dat dichtslaat.
Haar vader is de auto uitgestapt en in de berm gaan staan. Tessa ziet alleen nog zijn rug wanneer hij zich naar het weiland naast de snelweg keert en een langgerekte kreet slaakt. Zijn vuisten zijn gebald en hij heeft zijn hoofd in zijn nek gelegd, als een rouwende wolf bij volle maan.
Tessa voelt zich stom, omdat ze het weer niet droog kan houden. Ze weet dat ze zich niet zo zou hoeven voelen, want het verdriet van je ouders zien, is een van de ergste dingen die een kind kan overkomen, vindt ze. Ze wil gewoon niet dat Archontes haar opnieuw ziet huilen.
Met haar tong wil ze haar lippen bevochtigen, maar er gebeurt niets als ze dat doet.
Tessas vader is weer in de auto gaan zitten en slaakt een diepe zucht. Hij lijkt enigszins opgelucht te zijn en Tessa kijkt hem na als hij de auto start en van haar wegrijdt. Ze rijdt niet mee.
‘We kunnen verder.’ Archontes kijkt de auto na terwijl hij spreekt.
‘Hoe bedoel je?’ vraagt Tessa verbaasd. Ze voelt de drang om met haar arm langs haar ogen te vegen, hoewel ze gewoon droog zijn gebleven. ‘Moet ik naar nog meer mensen kijken? Dat wil ik niet! Laat me dan maar doodgaan.’
Archontes kijkt haar strak aan. Zijn ogen schitteren fel en hij schudt zijn hoofd.
‘Dit moet. Jij bent straks degene die ervoor gaat zorgen dat zij een goede tijd tegemoet gaan.’
Hij spreekt wartaal. Tessa krijgt het idee dat hij bedoelt dat ze een geest moet worden, gedoemd om op aarde rond te spoken en kleine tekenen van leven aan haar familie en vrienden te tonen, om hen goede moed te schenken.
Maar ze wil hen niet zien lijden. Ze wil niet zien hoe hun leven verdergaat en hoe ze haar misschien wel vergeten! Wat als ze haar echt vergeten en zij zweeft daar maar een beetje rond? Zij kunnen haar niet zien en zij kan hen niet bereiken.
‘Ooit word je zoals ik,’ zegt Archontes, die duidelijk weer de uitdrukking op haar gezicht ontrafeld heeft tot een concrete gedachte.
‘Ben jij dan ook doodgegaan?’ vraagt Tessa zonder er bij na te denken. Ze weet zeker dat zij het niet zo leuk zou vinden als iemand die vraag aan haar zou stellen en ze daar positief op zou moeten antwoorden.
‘Ja.’ Hij spreekt weer op die koele toon als waarmee hij haar voor het eerst heeft benaderd. ‘We gaan allemaal dood.’

Reageer (3)

  • UnknowStyles

    Ik ben het met iedereen eens!
    Super mooi geschreven!

    1 decennium geleden
  • Trager

    Aaah, dit is zo gaaf geschreven. Ik ben helemaaaal niet jaloers op je schrijfstijl ;').

    1 decennium geleden
  • Chasing1D

    Dit is zo.. wow.
    Je hebt echt een mooie schrijfstijl. Elk woord trekt je aandacht gewoon.. Love it X

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen