002 ~ Lavinia Emily Blackthorne
What would you say?
How does it feel?
Pretend it's okay
My eyes deceive me, but it's still the same
Pretend it's okay
Het is alweer twee maanden geleden, maar ik herinner met het nog als de dag van gisteren. De dag waarop alles in mijn leven veranderde.
Het was een gewone dag, net zoals alle andere. Ik kwam net terug van een lange dag op school en was van plan om die avond een leuke film met vrienden te gaan kijken. Totdat ik plotseling werd gebeld. Ik stapte van mijn fiets af en nam op. `Hallo, praat ik met Lavinia Blackthorne?,’ zei een onbekende mannenstem. ‘J…ja,’ stamelde ik een beetje verward. ‘Met wie spreek ik?’ ‘Je spreekt met Mark Goodall, officier van de politie. Ik bel u om te vragen of u zo snel mogelijk naar het ziekenhuis kunt komen. Het is vanwege uw ouders… ze hebben een ongeluk gehad met de auto. Ze liggen in het ziekenhuis, hun toestand is helaas niet stabiel.’
Nadat Mark deze woorden had uitgesproken leek het net alsof alles de wereld om me heen instortte. Dat kon toch niet, mijn ouders in een auto-ongeluk. Mijn ouders die altijd tegen mij zeuren dat ik voorzichtig moet fietsen, de ouders die zelf nooit ook maar een krasje op de auto hebben gemaakt. Hoe konden zij nou een auto-ongeluk krijgen?
De stem van Mark haalde me uit mijn gedachtestroom. ‘Ik denk dat het beter is als u nu onmiddellijk naar het ziekenhuis komt, uw broer is er al samen met uw zusje.’ Hij was een tijdje stil en zei toen: ‘Het spijt me heel erg, Lavinia. Ik hoop op het beste voor u en uw familie.’ En toen hing hij op.
Ik weet nog steeds niet hoe lang ik daar heb staan wachten op de stoep, met mijn telefoon tegen mijn oor aan en naar niks starend. Uiteindelijk is het me toch gelukt om op mijn fiets te stappen en veilig bij het ziekenhuis aan te komen. De reis is als een waas aan me voorbij gegaan, ik moest de hele tijd denken aan mijn grappenmakende vader en mijn altijd zo vrolijke moeder.
Het moment dat de vrouw van de balie mij naar de kamer van mijn ouders bracht, vergeet ik nooit meer. Hoe ik de kamer instapte en als eerste mijn broer zag huilen, de broer die nooit, maar dan ook nooit een traan over zijn wangen laat rollen. En mijn zusje, die de hand mijn moeder vasthield en ongelovig naar haar zat te staren.
Toen zag ik ze, mijn ouders. Onder het witte beddengoed van het ziekenhuisbed met allemaal slangen en apparatuur aan hun lichamen vast. Ze lagen er erg vredig bij, als ik niet beter had geweten, had ik gedacht dat ze gewoon aan het slapen waren.
Mijn broer draaide zich naar mij om met betraande ogen en ik keek hem ongelovig aan. Ik had geen idee wat ik moest zeggen, dus ging ik naar de nog vrije stoel bij mijn vaders bed. Terwijl ik naar hem zat te kijken, drong het besef pas echt tot mij door. Het is geen zieke grap, maar de werkelijkheid. De gruwelijke werkelijkheid.
Na een tijdje kwam er een zuster de kamer binnen, we keken alle drie tegelijkertijd op. Hoopvol wachtend op wat de zuster ons kon vertellen over de toestand van onze ouders. Even voelde ik hoop omhoog borrelen, misschien konden mijn ouders het toch nog overleven. Maar dat was gelijk verdwenen toen ik het gezicht van de zuster zag. Nee… het kon niet waar zijn, mijn ouders mochten niet doodgaan. Nee, nee, nee, nee. Tranen welden op in mijn ogen, het kon gewoon niet, waarom moest God nou mijn ouders hebben, ze hadden nooit iets slechts gedaan. Waarom zij en niet iemand die het wel verdiend had?
Mijn broer, mijn zusje en ik gingen allemaal bij elkaar zitten, tegen beter weten in hopend dat het misschien nog wel mee zou vallen en dat onze ouders gewoon weer wakker zouden worden. De zuster schraapte haar keel en zei: ‘Ik weet niet helemaal hoe ik dit moet vertellen, maar ik ben bang dat jullie ouders het niet gaan redden. Ze hebben zware verwondingen en ernstige botbreuken…. Ik geef ze nog een week te leven, het spijt me’.
Ik dacht dat mijn wereld als was ingestort, maar na dit nieuws werd alles gewoon verwoest. Verwoest door een allesvernietigend vuur, dat mijn hele leven had weggevaagd.
De zuster had gelijk, mijn ouders hadden het nog een week volgehouden. Mijn vader stierf als eerste, ik had de wacht over ze. Het was verschrikkelijk, ik hoorde de hele tijd het regelmatige geluid van zijn hartslagmeter en toen opeens niets meer, alleen maar een lange neutrale toon. Eerst begreep ik niet wat er aan de hand was, ik keek alleen maar naar mijn vader. Na een tijdje zag ik dat zijn borst niet meer op en neerging. Nee…. Ik liep naar mijn vader toe, het voelde alsof ik een zombie was geworden, ik voelde niets meer, en kon alleen maar naar hem staren. Op het moment dat ik zijn hand wilde pakken, kwam er een dokter met een paar zusters haastig binnenlopen. Ze duwden me weg van mijn vader en probeerde zijn hart nog op gang te helpen, maar het kon allemaal niet baten. Mijn vader, mijn o zo lieve vader, was er niet meer.
Ik zakte gewoon in elkaar, tegen de muur leunend en kon alleen maar huilen. Uiteindelijk heeft mijn broer me overeind geholpen en met z´n drieën keken we toe hoe onze vader de kamer werd uitgerold en naar het moratorium werd gebracht.
Een paar uur later stierf ook mijn moeder, alsof ze voelde dat haar man er niet meer was. Dit keer maakte ik het niet alleen mee, Mark en Rosalie waren er ook. Het gebeurde precies zoals bij mijn vader. Het enige geluid in de kamer was haar hartslagmeter en daarna niks meer. Ik kon alleen maar naar haar staren, ik voelde geen verdriet. Het was alleen maar hol vanbinnen, alsof ik was uitgelepeld. Weer kwamen de dokters binnen en weer lukte het hun niet om misschien toch nog het hart te laten kloppen.
Het is misschien raar, maar ik was opgelucht toen ik mijn moeder de kamer uit zag rollen op haar bed. Nu was ze tenminste bij haar man, samen in de hemel. Zonder pijn en allemaal apparaten aan hun lichaam. Dit was ook geen leven zo, maar toch was ik niet helemaal gerustgesteld met deze gedachte. Maar ja, wat wil je ook. Ik was allebei mijn ouders in één week verloren.
Tussen de het overlijden en de begrafenis van onze ouders, hebben we het erg druk gehad. Mijn broer, zusje en ik moesten naar de rechtbank. Ze gingen een uitspraak doen over waar wij gingen wonen, we hadden namelijk geen andere familieleden waar we bij konden intrekken. Ik heb fel geprotesteerd samen met Mark, Felicia was nog te jong om te kunnen begrijpen waar het overging. We wilden bij elkaar blijven wonen, met z´n drieën. Mark en ik konden gaan werken om zo de kost te kunnen verdienen. Ook was Mark achttien en dus al meerderjarig. Hij kon de voogdij over mij en Felicia nemen.
Vraag niet hoe, maar na een paar lange dagen in de rechtbank is het ons gelukt. We mochten in ons ouderlijk huis blijven wonen, onder de voorwaarde dat eens per maand iemand van jeugdzorg langskwam, om te kijken of alles nog goed met ons ging. Ik was zo opgelucht. Ik hoefde niet naar een pleeggezin, maar kon gewoon bij mijn broer en zus wonen.
Tussen de rechtszaken door moesten we ook nog de begrafenis regelen, we kregen gelukkig hulp van een paar vrienden van pappa. Het is uiteindelijk een mooie begrafenis geworden. Mijn ouders lagen er goed bij, je kon hun verwondingen nauwelijks zien, en alles was soepel verlopen. Toen ik ze de grond in zag zakken samen met hun lievelingsmuziek, had ik me een soort van opgelucht gevoelt, omdat het ons gelukt was om ze samen één graf te geven.
Ik had me er bij neergelegd dat ze er echt niet meer waren. ´s Ochtends nooit meer een aai over mijn bol van mijn vader en dan mijn moeder die geïrriteerd zei dat ik moest opschieten, anders kwam ik nog te laat op school. Het zouden nog een paar zware weken worden, maar toen ik tijdens de receptie naar mijn broer en zus keek, wist ik gewoon dat het ons zou lukken. Met z´n drieën zouden we een goed team vormen en een zo normaal mogelijk leven proberen te leiden.
Er zijn nog geen reacties.