Foto bij 5. Bending

De rook houdt al en paar dagen aan. Ik heb geen idee hoeveel slachtoffers hij nog zal maken, maar het zullen er veel zijn. Er zijn al zeventien doden gevallen in de stad, vooral daklozen. De boom staat er treurig bij, onder het gewicht van de as die nog steeds op de stad neer regent. Ik ben het al zo lang beu dat de mensen de wereld gewoon verwoesten, maar dit gaat toch echt te ver. De hele stad heeft een verbod gekregen om nog naar buiten te gaan tot dit is opgelost. Ze zullen met straatschoonmakers afkomen, maar die zullen het ook niet allemaal overleven. Ik loop mijn huis uit, de donkere mist in. Ik heb geluk dat ik hem niet in hoef te ademen, maar anderen hebben minder geluk dan mij. Ik baan me een weg naar het centrum. Alles is verlaten en bedekt onder de as, waardoor het een grauwe kleur heeft gekregen. Mijn voetstappen zijn duidelijk zichtbaar in het grijze tapijt, maar dat zal niet lang meer duren. Ik ben op weg naar de ontplofte fabriek waarvan ik nu al weet dat het er zwart zal zien. De fabriek is gigantisch en zeer milieuvervuilend. Zelfs voor hij de lucht in ging. Ik bereik het stalen hek dat om het zwartgeblakerde terrein staat en duw ertegen. Het staal geeft makkelijk mee. Niet omwille van het materiaal, maar omdat ik het naar mijn hand kan zetten. Zo creëer ik een opening en glip erdoor. Hier is het zelfs nog veel erger: overal liggen brokstukken nog na te smeulen van een zware brand en de stank is niet te harden. Maar ik ga er iets aan doen. Als ik het gebouw bereik, zie ik de hulpploegen bezig met het blussen van de nog recht overeind staande muren. Ze kunnen mij niet zien door de rook, maar het is wel duidelijk dat ze het werk niet snel klaar zullen hebben. Ik adem diep in, enkel de schone lucht die als een bel om me heen hangt, en strek mijn armen. Ik verzamel al mijn kracht en smijt alles wat ik heb op de smeulende ruïne. De zwarte rook maakt plaats voor een stevige windvlaag die alles van zijn weg blaast; stof, rook en kleine brokstukken. Dan spreid ik mijn armen en laat de vlaag steeds breder worden. Nu ben ik wel goed zichtbaar, maar dat kan me niets schelen. Ik ben de natuur, dus ik bezit zijn kracht. Grijze wolken beginnen zich te verzamelen boven onze hoofden en een stortregen laat niet lang op zich wachten. De wind waait steeds harder en blaast alle rook richting de zee. Als mijn adem op is, voel ik mijn benen niet meer. Ik voel hoe ik mijn knieën schaaf aan het beton als ik neerzak en mijn hoofd in mijn handen leg om het wat te kalmeren. Het bonkt tussen mijn handen en het zweet loopt in dunne druppeltjes tussen mijn vingers door. Mijn hart klopt sneller dan ooit, maar het geeft niet. Dit is wat ik ben, dit is wat ik doe. Ik moet dit doen voor de mensen, hoe dom ze ook zijn. Dit is mijn verantwoordelijkheid.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen