Foto bij 4. More death

Het wordt alleen nog maar erger. Ik moet gaan zitten en houd mijn hoofd tussen mijn handen. Ik sluit mijn ogen, maar daar is het net zo donker als buiten. Als ik me goed concentreer, zie ik het lijkje van een kleine vogel liggen. Hij is van het dak van een huis gevallen. Hoe is dat normaal? Dan voel ik een hand op mijn schouder. “Kan ik je ergens mee helpen?” Ik schud mijn hoofd. Dit is niet iets waar je iets aan kunt doen. “Ik ga. Bedankt voor je gastvrijheid.” Ik sta op en loop al naar de deur, maar de vrouw houdt me tegen. “Je kunt niet zomaar naar buiten lopen! Kijk naar de lucht, je ziet geen hand voor ogen. En trouwens, je zult waarschijnlijk stikken in die lucht.” Ik schud mijn hoofd weer. “Nee, ik zal niet stikken en ik zie genoeg. Dank u.” Ik knik naar haar en verdwijn dan in de dichte lucht. Op het eerste zicht heeft ze gelijk, maar ik blaas zachtjes en schone lucht maakt een bel om mijn hoofd. Ik glimlach. Niemand kan dit; luchtsturen. Ik ben Natuur voor een reden. Dan houd ik mijn hand op en maak een pad voor me vrij in de zwartgrijze lucht. Ik ben me ervan bewust dat niemand me kan zien, en dat is maar beter ook. Het is een geheim en als mensen hierachter komen, kunnen er erge dingen gebeuren. Een hele tijd is het rustig tot ik de pijn weer door me heen voel trekken. Het lijkt niet op te houden, dus begin ik te rennen. Al na tien minuten kom ik aan bij mijn huis en loop meteen naar de jonge boom in het midden van mijn tuin. Ik zie dat hij het moeilijk heeft en staat gebogen onder de as die inmiddels is beginnen neerdalen. Het regent as. Ik haal eens diep adem en blaas zo hard ik kan waardoor de meeste grijze stof van de boom geblazen wordt. Hij richt meteen zijn bladeren terug op, maar er is geen zon. Ik klim in de boom, ga op de hoogste tak zitten en kijk omhoog. Het enige wat je kunt zien is de donkergrijze lucht die kolkend boven ons hangt. Ik heb zo het gevoel dat dit nog wel even kan duren. Ik strek mijn armen naar de lucht boven me en schuif ze langzaam opzij. Een luchtzuil maakt plaats in de grijze lucht, waardoor een klein straaltje zonlicht mij en de boom kan bereiken. Ik slaak een zucht en laat mijn gespreide armen weer zakken. Ik gooi mijn hoofd in mijn nek en geniet van de zon, voor zolang het nog duurt. Dan begint de zuil te krimpen en ook het laatste straaltje zonlicht verdwijnt. Ik klim wat teleurgesteld weer naar beneden en laat me daar tegen de stam van de boom zakken. Het gras onder me licht vol met as, maar ik negeer het. En terwijl de as weer uit de lucht op mij en de boom valt, vraag ik me af of mensen nog weten hoe het is om in het gras te liggen en te genieten van de zon. Of om je voeten in een vijver te steken en te weten dat er nieuwsgierige vissen rondzwemmen die af en toe je voeten aanraken. Ik laat me op mijn zij zakken en steek mijn hand in het water. De koelte van het water is verbazingwekkend heerlijk en die verwelkom ik dan ook hartelijk. Terwijl de twee vissen uit hun schuilplaats schieten, hef ik mijn hand weer en hou hem vlak boven het water. Net op dat moment word ik verrast door weer een pijnlijke steek ter hoogte van mijn hart. Ik krimp ineen en zie hoe ditkeer een klein katje is gestikt van de rook. Met mijn hand nog op mijn hart sta ik op en kijk naar de lucht. Dan open ik mijn mond en laat al mijn woede en frustratie eruit in een lange, pijnlijke schreeuw en zak dan op mijn knieën met mijn handen voor mijn gezicht. Mijn tranen vormen riviertjes die in mijn dromen altijd naar zee stromen. Net zoals het hoorde.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen