Foto bij The fox


Dit lied gaf me wat inspiratie, ook al is die melig.

Mijn ogen openden zich automatisch als de zon zijn eerste zonnestralen liet zien. Het was een prachtige schouwspel, terwijl ik langzaam ontwaakte van mijn slaap. Mijn maag grolde al volop, het wachtte op iets lekkers om te eten. De lente was net aangebroken, dus moest het wel gemakkelijk zijn om iets te vinden. Langzaam aan stond ik op van mijn schuilplaats en begaf me de natuur in.
Iets verderop zag ik een vogel, het leek wel gewond aangezien het niet verder ging toen ik het benaderde. Met een snelle sprong kon ik de vogel vangen, om daarna smakelijk op te eten. Was elke morgen zo gemakkelijk, dan hoefde ik nooit ver te gaan om eten te zoeken. Een klein plas water gaf me de kans om even te kunnen drinken, waarna ik verder ging in het bos. Daar voelde ik me nu eenmaal het best op mijn gemak, aangezien ik hier niet snel gevonden werd. Een nieuwe geur maakte dat ik plots stil stond en op mijn hoede was. Voorzichtig snuffelde ik alle richtingen, aangezien de geur me ergens bekend van voorkwam. Toen de geur wat scherper werd, wist ik meteen dat er mensen in de buurt waren. Hopelijk waren het geen jagers, want dan moest ik gaan rennen voor mijn leven. Mensen schoten op dieren, meestal om hun pels te kunnen ruilen voor vreemde, glimmende dingetjes en dan daarmee eten te kunnen halen. Een vossenpels was dan ook erg geliefd bij mensen, want daarmee verdienden ze veel vreemde dingetjes mee, zelfs dingetjes van zacht papier gemaakt. Ooit had ik zo'n papier gevonden en geprobeerd van op te eten, maar dat was niet erg lekker.
'Hier is geen vos te vinden Ed, ze hebben je weer op het verkeerde been gezet. We zitten nu al drie dagen te zoeken, laten we nu gewoon weer naar huis gaan.' hoorde ik een man zeggen tegen een andere. Snel verstopte ik me in een holle boomstam, ik kon er nog amper in ademen. Maar wass beter dan te gaan vluchten voor deze mensen, ze waren duidelijk op zoek naar mij. Waarom konden ze me niet met rust laten, ik kwam toch ook niet bij hun in de buurt?
'Nee Louis, ik zal en moet die vos vinden. Straks gaat het nog ons kippen aanvallen of onze kinderen bijten. Het moet dood voor er ongelukken gebeuren' zei een andere man, duidelijk ongerust en boos omdat hij me niet vond. Als de mensen erg dicht bij me waren, drukte ik mezelf helemaal naar achter tot zover ik kon. Toen een van hen zich bukte op de grond, vreesde ik voor mijn leven. Maar tot mijn verbazing, keek de man de andere kant op, alsof hij dacht dat ik verderop in een verlaten holletje was gekropen. De man rechtte zich weer en stapte vervolgens weg, de andere man achtervolgend. Uit schrik dat ze achter een stuik me stonden op te wachten, bleef ik zeker nog een half uur op mijn plaats.
Ik was blij toen ik de boomstam kon verlaten, het zag er rondom heel rustig uit en de mensengeur was nog nauwelijks aanwezig. Zo snel als ik kon zette ik het op een loopje, dromend van een lekkernij die ik in de omgeving zou vangen. Van dit gruwelmoment had ik honger gekregen en nog geen beetje ook.
'Pang!' klonk een geweerschot, ik stopte met lopen en keek om me heen. Een volgend schot weerklonk en een vogel kwam vanuit de lucht met een smak op de grond. Het was een moment van snelheid, als ik snel genoeg was kon ik het zo meenemen. Ik rende naar het dier toe, pakte het op en snelde de bosjes meteen in. Gevloek klonk door het bos van mensen toen ze ontdekten dat het dier verdwenen was, maar ik trok er me niets van aan. Ik bleef lopen tot ik aan mijn schuilplaats kwam en at daar rustig het dier op, aangezien het onderweg al gestorven was van zijn verwondingen. Het malse vlees van het dier maakte mijn buik erg gelukkig en de restjes verborg ik onder de grond, door het in te graven. De avond kwam eraan en ik ging naar het meertje om nog even te drinken. De maan was iets wonderbaarlijk, het had iets speciaals. Een kleine huil ontsnapte door mijn mond, waarna ik terug naar mijn schuilplaats ging en daar rustig in slaap viel.

De zon scheen al hoog in de lucht toen ik wakker werd. Even strekte ik me uit en ging toen op zoek naar iets om te eten. Nog steeds was ik op mijn hoede, aangezien de mensen hier nog steeds konden zijn. Langzaam sloop ik door het bos, op zoek naar een hapje. Maar een plotse knal maakte dat ik opsprong en begon te lopen. Het knalde tot net tegen mijn oor, dus de mensen waren niet ver van mij. Mijn oren vingen geluiden op dat iemand me achtervolgde, waarna weer een knalgeluid weerklonk door het bos. Ik zakte ineen, doordat iets door mijn been boorde en verschrikkelijke pijn achter liet.
'Louis, ik heb het dier neergehaald. Het ligt neer op de grond, kom snel.' zei de man hijgend, dus ik moest mijn kans wagen. Ik zette me klaar om te vluchten, keek achterom en zag de man in een rustige houding staan. Het glimmende, grote voorwerp in zijn hand hield hij naar beneden en daarmee wist ik dat hij even afgeleid was. Ik sprong recht, begon te lopen en hoopte dat ik op tijd in de struiken zou verdwijnen. Pijn trok door heel mijn lichaam, maar ik probeerde het te negeren en door te lopen. Een nieuwe knal vulde mijn oren, maar raakte me niet. Ik vluchtte in de struiken, waardoor de man me niet meteen kon zien. Ik baande me een weg, zodat ik het tot mijn schuilplaats zou halen.
'Louis, het is ontsnapt. Godver, het dier is erg slim.' klonk de stem van de man, het maakte dat begon te rillen. Ik vond de mensen altijd fascinerend, maar deze mannen haat ik. Ze waren gevaarlijk en brachten pijn met zich mee. Toen ik omkeek, zag ik de man rondom de omgeving gaan. Hij was op zoek naar mij en ik zou het niet lang meer uithouden. Ik stopte even om naar mijn been te kijken en zag dat ik al wat bloed had verloren. Op de aarde waren er bloedvlekken te zien en ik wist dat mijn laatste momenten aangebroken waren.
'Ed, laat het nou. Je hebt het duidelijk verwond, laat het dier nou rusten. Het zal echt niet in de buurt komen, het zal nu wel schrik hebben.' zei de andere man, duidelijk medelijden hoorbaar in zijn stem. Opnieuw klonk er een luide knal en raakte er iets in mijn zij. Luid begon ik te huilen, het deed zo'n pijn. Ik wilde niet meer vluchten, het was over met me. Voetstappen kwamen dichterbij en de twee mannen stonden om me heen.
'Nu zal het nooit meer lopen. Het zal hier en nu sterven, uit belangen van onze kinderen.' zei de ene man gemeen. Hij richtte het blinkende voorwerp op mijn hoofd en wou ermee mijn leven beëindigen, maar de andere man hield hem tegen. Hij knielde bij me neer en streek voorzichtig over mijn hoofd.
'Het spijt me vriend, het mocht zo niet zijn. Het gaat je goed, je gaat naar een betere plaats. Daar zul je vrij zijn van alles en iedereen, je zult gelukkig zijn.' deelde de man mee, waarna hij een ander blinkend voorwerp vastnam en recht door mijn pels in mijn belangrijkste deel van mijn lichaam stak. Het stopte met kloppen, bloed stroomde naar buiten en langzaam gingen mijn ogen dicht, met de woorden van de man in mijn hoofd.


Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen