Heey hallo daar beste lezers,
hier weer een nieuw hoofdstukje, in de volgende de confrontatie met de elfenprins: Fëanor

veel lees plezier :D

H3 De brief van Manwë


Een aantal minuten staarde Angel naar de brief in haar hand. En elke keer herlas ze hem.

Geachte vrouwe Angel, Dochter van Arathorn en zus van Aragorn Elessar,

Mijn naam is Manwë,
Ik ben een valar in dienst van Eru, Ilúvatar, wiens naam u vast wel bekend is.
Ik wil u graag uitnodigen in het land Aman achter de grote zee voor een vergadering,
De raad van Doom verwacht u morgen middag om 12.00 uur aan de grijze havens, waar een boot op uw wacht die u naar Valinor zal brengen.
Wij zorgen dat er iemand u daar op zal halen, zodra u gearriveerd bent.

Hoogachtend,

Manwë Súlimo. Heer van Arda.


‘En?’ Draco’s stem drong Angels oren binnen. ‘Van wie is het, is het van Aragorn?’ Zijn grijze ogen keken Angel vragend aan en zijn hand reikte naar voren. Wat is er aan de hand, Wat moet Aragorn van je. En waarom ben je zo bleek?
Terwijl Angel de brief las was het Draco op gevallen dat Angel met de tel bleker werd. Haar wangen gingen van roze naar wit, haar ogen werden glazig en haar gezicht begon klam te worden van het zweet.
Maar Angel reageerde niet, ze bleef maar naar de brief staren, Manwë, de valar had haar op geroepen om zich naar Valinor te begeven, maar dat was de onsterfelijke landen, niemand, behalve de elven gingen die kant op.
‘Nee het is niet van Aragorn,’ mompelde ze zonder op te kijken. ‘Het is van Manwë, de heer van Arda.’
‘De heer van Arda?’ Angels dochter keek haar moeder even aan en wende toen haar blik op haar vader. ‘Wie is dat en wat wil hij van mama?’
Maar het enige dat Draco kon doen was zijn schouders ophalen, hij was nog steeds niet helemaal bekend met alle geschiedenissen en volken van Midden-Aarden. Bij Merlijns baard. Ging het door zijn hoofd, Waar heb je het over?
‘Ik ben opgeroepen door de raad van doom, ik word morgenmiddag rond 12.00 uur aan de haven van Lindon verwacht, Waar een boot me naar de onsterfelijke landen brengt. Meer staat er niet.’
‘De raad van wat?, lieverd wat is er aan de hand, je gedraagt je erg vreemd.’
‘Er is niks aan de hand, Draco,’ Angel pakte haar beker thee en nam een slok. De warme vloeistof gleed door haar keel, de smaak van zoethout prikkelde op haar tong, maar toen ze het door slikte voelde Angel hoe haar maag samen trok en om hoog borrelde, haastig werd de beker op tafel gezet en gaf Angel een sprint naar de badkamer.
In de keuken werd het gelijk stil. Draco’s dochter trok aan haar vaders mouw. ‘Vader, is alles goed met mama?, ze was vanmorgen ook al wat bleekjes,’
‘Ja, Angel,’ antwoorden Draco zijn dochter’s angstige vraag terwijl hij haar handen vast hield, ‘Alles is vast oké, ik zal wel even hoe het met mama gaat.’ Snel stond hij op en wende zich toen tot zijn zoon. ‘Aragorn let jij op je broertjes, terwijl ik weg ben?’
‘Ja, papa,’ antwoorden het jongetje terwijl hij zijn schouders rechtte. Met een laatste blik op zijn kinderen rende Draco Angel achter na.
Verschillende gedachte drongen door zijn hoofd, al was het voor hem niet zo moeilijk om te raden waarom zijn vrouw plots weg rende van de eettafel. De afgelopen 8 jaar had hij 4 keer het zelfde mee gemaakt. En dit keer was het vast weer raak. Een kind opkomst, eentje die de naam malfidus hoog zou houden en het bloed van Númenor door zou geven. Draco’s ogen schitterde al bij de gedachte en zijn hart klopte in zijn keel. Hij en Angel hadden al 8 prachtige kinderen, allemaal tweelingen, waar van de oudste twee een jongen en een meisje waren, de 6 na hen waren allemaal jongens. Maar nu hoopte hij toch op een meisje.

Nu liep hij zachtjes de badkamer in, de grote witte muren glinsterde in het licht van de kroonluchter, links van hem stond een grote badkuip met een kristallen kraan en rechts een witte gootsteen in de vorm van een blad.
Angel wilde graag in de badkamer een gootsteen hebben in de vorm van het blad van Lothloriën toen ze het huis gingen bouwen en hij stemde er mee in.
‘Angel?’ Stilletjes liep hij naar binnen en zag de rug van zijn vrouw naar hem toegekeerd, terwijl haar hoofd boven de wc hing. ‘Is het al weer zover?’ Zonder op antwoord te wachtten, liep hij naar voren en knielde rechts van haar neer. ‘Is er weer een kleine op komst?’zijn grijze ogen keken in Angels ogen toen hij met beide handen haar gezicht vast hield. Natuurlijk was er weer een kleine opkomst, schoot het door zijn hoofd. Dat is weer een domme vraag.
‘Inderdaad,’antwoorden Angel, terwijl ze haar man aankeek en haar mond afveegde met een wc-papiertje, die ze vervolgens weg spoelde door de wc. ‘Geen zorgen ik ben oké. Ik denk inderdaad dat er weer een kindje opkomst is.’ Snel stond ze op en keek Draco glimlachend aan. ‘Alles is goed. Ik ben wel wat gewend na vier zwangerschappen. En Ik heb wel wat meer mee gemaakt dan dit.’
Met een knipoog, iets wat Angel wel vaker deed. Stond ze op. ‘Ik denk dit nog een lange tijd gaat worden. Maar ik vraag me af wat Manwë van mij moet.’
En daarmee keken Angel en Draco elkaar zwijgend aan. Want wat moest de heer van Arda nu van Angel dat hij haar als sterveling naar het eiland Aman riep voor een vergadering. Want geen elke sterveling was ooit opgeroepen om zich voor de raad van doom te verschijnen, alleen Eärendil, Angels voorvader was dat ooit gelukt. Maar daarna niet meer en er was geen verhaal dat iemand ooit na hem het eiland had bezocht.
Angel zat nu in twee strijd met zich zelf. Zou ze gaan, zou ze het aan durven om de heer van Arda te aanvaarde. Hadden ze daar gehoord dat ze een afstammeling van Morgoth was. Zouden ze haar arresteren en haar bij Morgoth vast zetten.
‘Zal ik gaan?’ Het was geen vraag, maar Angel wilde graag van haar man weten of het een goed idee was.
‘Ja,’ kwam er als antwoord. ‘ Als je niet gaat, komt er vast weer een brief en wie weet,’ Draco glimlachte even toen hij Angel naar de gang trok, ‘Misschien zie je je ouden vrienden wel weer. Waren zij niet naar die plek gegaan, zo’n vijf jaar geleden? En wil je ze niet zien dan? Ga naar Valinor en kijk dan hoe je in Aman komt.’ Hij bracht zijn mond naar haar oor. ‘Ik let wel op de kinderen.’ Fluisterde Draco om vervolgens Angel’s nek te kussen.
‘Je bent geweldig.’

De geur van de zee drong diep in Angels neus toen ze de grijze havens binnen liep. De witte gebouwen van het oude rijk van de Noldor rees langs haar, hoge torens die eens een deel waren van een groot land durende de eerste era, duizenden jaren geleden, en wat één van de weinige gebieden van die streek was die de War of Wrath hadden overleefd. Angel maakte een notitie in haar gedachte om een keer de geschiedenis van de streken die verzwolgen waren door de zee, eens te bestuderen.
Maar toen een groot wit schip voor haar op doemde en Círdan op haar afstapte wist Angel dat ze nog even moest wachten.
‘Wat zal ik ontdekken daar?’ vroeg ze de oude elf.
Maar Círdan haalde zijn schouders op en begeleide haar de boot en gaf een teken aan de stuurman. ‘Geen idee, Vrouwe. Maar u hoeft niet bang te zijn voor Manwë, heer van Arda. Hij is niet kwaad gezind. Vaarwel en moge Varda uw pad verlichten.’
Toen liep hij terug naar de wal, werd de mast uitgewaaid en gleed de elvenboot door het water de zonsondergang te moet in het land van de Valar.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen