3.
Haily.
Geschrokken opende ik mijn ogen en schoot direct overeind. De herinnering aan de pijn en uitputting bestormden mijn geest en mijn ogen schoten angstig door de ruimte. Ik lag niet meer buiten op het harde grind. De duisternis en de kou waren verdwenen. In plaats daarvan lag ik in een warm, zacht bed met smetteloze, sneeuwwitte lakens en een zacht kussen. De kamer was donker, slechts een enkele kaars verspreide een schemerig licht. Voor zover ik kon zien had de kamer een ronde vorm en had deze geen ramen. Er was slechts één uitgang: een groene deur met een ijzeren kijkluikje dat je vanaf de buitenkant kon openen.
Ik gooide mijn benen uit het bed en merkte tot mijn verbazing - en mijn opluchting, dat deze genezen waren. Net als de rest van mijn lichaam, trouwens.
Mijn vingers gleden aarzelend over mijn gezicht, dat nu weer glad aanvoelde. Waarom hadden ze dat gedaan? Waarom hadden ze de moeite genomen me te genezen voordat ze wisten waarom ik hier was?
Was het niet slimmer om me op het randje van de dood te houden tot ze zeker wisten dat ik geen bedreiging voor hun was? Of waren ze echt zo hypocriet dat ze dachten dat ze me ook werkelijk te baas waren? Hoe dan ook, ik was hun dankbaar. Alleen nog maar de herinnering aan de pijn deed me rillen.
Ik probeerde de vragen van me af te zetten en sprong van het bed. Aarzelend schuifelde ik naar de deur en duwde voorzichtig de klink naar beneden. Zoals verwacht gaf deze geen millimeter mee.
Ik voelde in mijn zak van mijn vuile, gescheurde mantel en trof daar logischerwijs geen toverstok aan. Het vooruitzicht om hier zomaar te wachten tot ze eindelijk besloten om naar me te komen kijken, stond me niet aan. Dus hief ik mijn vuist op en begon luid op de deur te bonken. ‘Haal me hier uit!’
Nog geen minuut later hoorde ik gedempt gestommel achter de deur en snel deed ik een stap achteruit. De deur schoof geluidloos open en een heks en twee tovenaar verschenen in de deur opening.
De heks stond vooraan en hoewel ik haar nog nooit persoonlijk ontmoet had, wist ik meteen wie ze was. Ze was oud. Nee, oud was te zwak uit gedrukt. Ze was stok – en stokoud. Ze droeg een gifgroen gewaad met een bijpassende punthoed en een brilletje balanceerde op haar kleine neus. Ze keek me strak aan met een neutrale, kalme blik. Alsof haar grootste vijand iedere dag op haar deurstap opdaagt.
‘Minerva Anderling, schoolhoofd van Hogwarts, neem ik aan?’ vroeg ik beleefd.
‘Miss Haily.’ knikte ze kort.
Ongemakkelijk friemelde ik een beetje aan mijn haar. Mijn belangrijkste zorg was om hier heelhuids aan te komen, over wat daarna kwam had ik eigenlijk geen moment na gedacht.
‘Bedankt voor de goede zorgen. U heeft al meer voor me gedaan dan ik verwacht had.’ probeerde ik de stilte te verbreken.
‘Graag gedaan.’ antwoorde ze weer rustig.
Alweer een ongemakkelijke stilte. Ik bekeek de twee tovenaars die achter haar stonden, vooral om even aan haar onderzoekende blik te ontsnappen.
Achter haar stonden nog twee beroemde tovenaars. De ene had vuurrood haar, bruine ogen en was redelijk slank. De andere had warrige, zwart haar, helder groene ogen en was iets robuuster. Hoe twee broers zo verschillend konden zijn, was me nog steeds een raadsel. Ze waren intussen bijna zestig jaar, maar zagen er nog steeds uit als veertigjarige dreuzels.
‘James en Albus Potter.’ knikte ik beleefd. Ik dacht aan de laatste keer dat ik hen had gezien en ongemakkelijk sloeg ik mijn ogen neer. Ze zouden vast niet blij zijn me hier te zien.
‘Wat een genoegen om u weer te zien, miss Haily. Ik geloof dat het geleden is van die keer dat je mijn zoon had ontvoert en hem probeerde te martelen om informatie aan hem te onttrekken, en ik hem probeerde te redden.’ Hoe hard James ook probeerde de haat in zijn stem te maskeren, het lukte hem niet. Schuldgevoel bekroop me. Toen ik besloot hierheen te komen, had ik geweten dat ik met de gruwelijke feiten geconfronteerd zou worden.
‘Het spijt me.’ mompelde ik kleintjes. Een stemmetje in mijn hoofd schelde me uit. “Lafaard!” riep het me toe. En ik wist dat het gelijk had.
Anderling begon haar geduld de verliezen, haar kalme masker begon barsten te vertonen. ‘U begrijpt toch dat wij graag willen weten wat je hier in hemelsnaam komt doen.’
Ik haalde diep adem en probeerde mezelf moed in te spreken. Ik moest sterk zijn, dapper. Of er toch uitzien alsóf ik dat was. ‘Dat is uw volste recht. En als u wilt, kunnen we even gaan zitten en leg ik u mijn beweegreden hier en nu uit. Maar als ik heel eerlijk moet zijn zou ik dat liever maar één keer doen. Misschien zijn er nog wel andere mensen die mijn verhaal uit eerste hand zouden willen horen. De andere leraren, de orde van de feniks, de minister. Als u ermee akkoord gaat, zou ik hen graag allemaal tegelijk toespreken.’
‘En waarom zouden wij jou wens inwilligen?’ vroeg Albus kort.
‘Omdat ik denk dat ik wel het recht heb om uit te leggen waarom ik hier ben en mezelf zowat voor de leeuwen gooi.’ antwoorde ik rustig.
Anderling knikte toegeeflijk. ‘Oke, maar ik hoop voor u dat u een goede uitleg heeft. Want anders vrees ik dat onze goede zorgen van korte duur zullen zijn.’
De zachte dreiging in haar stem was me niet ontgaan.
Reageer (4)
oeeeehhhh
1 decennium geledenBen Benieuwd Naar Het Volgende Hoofdstuk!
Nice!
1 decennium geledenSnel verder! <333333333
1 decennium geleden