1. What I am
Ik zit onder een van de enige bomen die nog over zijn. Ik woon in het enige huis met een tuin er rond en vaak stoppen mensen om naar mijn boom te kijken. Ooit waren het er veel meer, maar de Mensheid heeft ze opgeëist. We noemen de regering tegenwoordig Mensheid, omdat zij zogezegd voor de mensheid zijn. Ze moeten ons beschermen en in leven houden. Het is het jaar 12. Nee, niet in het verleden. We zijn opnieuw begonnen met tellen na het jaar 3000, dus eigenlijk is het het jaar 3012. De mens is zo gemoderniseerd dat je je ogen moet afschermen tegen al het glas en alles wat wit is. De gebouwen hebben vreemde vormen, er bestaan geen boeken meer en mensen lopen niet meer tegenwoordig. Nee, ze hebben een soort van jetpacks waarmee ze kunnen vliegen. Alles lijkt erg milieuvriendelijk te zijn. Dat is het ook, waar het niet dat er bijna geen natuur meer is. Er is nog maar een bos die ze momenteel aan het ruimen zijn voor een zuurstoffabriek. Ik weet het, mensen zijn dom, maar er valt niets aan te veranderen. Het is de economie. Ook mijn tuin hoort bij dit bos en die willen ze dus ook vernietigen. Ik kijk naar boven en zie Lizzy op een takje zitten. Lizzy is een klein vogeltje, een van de laatsten. Er zijn tegenwoordig nog welgeteld vijfentwintig soorten dieren, waaronder maar twee soorten vogels; een arend en Lizzy. We hebben zelfs geen namen meer voor hen. De arend zal wel in leven gehouden worden door de mensen, maar Lizzy is waarschijnlijk de laatste vrije vogel op aarde. Ik moet ineens denken aan het voorval van vorige week, toen het laatste konijn stierf. Ik had het in mijn handen, ik had het kunnen redden als ik sneller kon rennen. Met hun punten hadden ze op hem geschoten en zo zou hij doodbloeden. Het arme beestje stierf in mijn handen. Er ging een pijnscheut door me heen, alsof het konijntje een deel van mijn eigen leven was. Ik voelde hoe ik op de grond viel, huilend Niemand die me wilde helpen. Ik had hem begraven onder de boom, maar snel zouden ze het vinden en hem vernietigen. Ze denken dat hij kan groeien onder de grond. Ze denken dat het kan leven onder de grond. Mensen weten niets van de natuur meer af, ze denken dat dieren net als planten zijn en ze terug boven komen als je ze plant. Ik schud mijn hoofd en graai met mijn vingers over het plekje aarde dat vorige week nog gras was geweest. Hieronder zat een klein deeltje van mezelf begraven. Maar ik voel me zo klein. De wereld ligt grotendeels onder water en tegenwoordig leven we op een eiland midden in het vieze water. De zee is de enige plek dat zo smerig is dat je er niet meg komen. De stranden zijn afgezet en worden zwaar bewaakt. De mensen die zeewater binnen krijgen, gaan allemaal dood. Ik weet dat er ergens nog steeds vissen zijn in dat troebele water, maar niet voor lang meer. De tranen wellen op. Een vlinder strijkt neer op mijn hand, maar langzaam krimpt hij ineen. Hij is aan het sterven, besef ik. Hij krult zich op in mijn hand en geeft dan geen krimp meer. “Moordenaars!” roep ik terwijl ik naar mijn buik grijp om de pijn te doen stoppen. Hoe lang zou het nog duren vooraleer mensen door hebben dat het haar ook pijn doet? Dat ze niet alleen de natuur vermoorden, maar ook haarzelf? Ik leg de vlinder te rusten op het zand en laat mijn tranen stromen. Ze druppen op het zand en maken er kleine kuiltjes in. Een druppel raakt de vlinder en ik voel iets van verlichting. De vlinder krijgt weer langzaam kleur en spreidt zijn prachtige vleugels. Als hij weer fier rechtop kan staan, vliegt hij weg. Lachend kijk ik toe. De natuur is toch zo mooi!
Er zijn nog geen reacties.