Chapter One
Heather’ s ogen gaan open. Ze probeert de wazige cijfertjes op haar wekker te zien. Shit, het is al bijna acht uur! Straks komt ze te laat op school. Ze spring haar bed uit en pak wat ze gister heb klaar gelegd. Een spijkerbroek met haar lievelingsshirt, korte laarsjes en natuurlijk mijn ketting die ze altijd om heeft. Het is z’n shirt dat net geen shirt is maar ook net niet een jurkje. Op het shirt staat een soort van geest met rare blauwe strepen. Ze weet niet waarom ze hem zo leuk vindt, ze is erg gewoon door geïntrigeerd.
Heather rent naar beneden en pak snel een broodje voor op de fiets en doet een krentenbol in haar tas.
Op de fiets ziet ze allemaal mensen van school. Als ze ze inhaal kijken ze naar haar alsof ze geen blik waardig ben. Ze begin ook aan haar zelf te twijfelen, misschien is ze dat ook wel helemaal niet. Al die meiden zijn zo klein en dun. Niet dat ze dik ben. Haar BMI is goed zelf iets onder het gemiddelde, maar toch voelt ze zich minder dan al die andere meiden. Misschien komt dat ook wel omdat ze langer is dan de meeste anderen.
Ze fietst het bos in. De lucht om haar heen lijkt wel te veranderd, het wordt steeds donkerder. Ze stapt af. Ik herken dit deel van het bos niet meer. Haar fiets verdwijnt langzaam als sneeuw voor de zon. Oke dat is echt raar.
Een harde schreeuw. Het moet van iemand uit het bos komen, maar waar? Heather loopt voorzichtig de richting op waar het geluid vandaan komt. Ze komt op een open plek uit. In het midden zit iemand.
'Hallo?’ vraagt ze voorzichtig.
Het kleine meisje draait zich om. Ze kijkt Heather aan met een vragend aan.
’Hallo, tegen mij?’ De angst in haar ogen laat Heather aan haar zusje Millie denken.
’Ja tegen wie anders. Er is hier niemand voor de rest’ Ze loopt voorzichtig haar richting op. Ze lijkt heel erg verlegen. Maar in haar houding zit toch apart, iets wat niet samen gaat met angst.
’O ja sorry’ Ze staat op. ’Mijn naam is Hollie.
Haar haar is licht blond en heeft een prachtige glas in het zonlicht. Alles wat ze aan heeft is wit, ze heeft een wit jurkje met witte slippers en een witte bloem in haar haar.
‘Ehm, ik ben Heather. Kan je me vertellen waar ik ben?’
‘O je bent in het Avilus Forest. Ken je het hier niet dan? De meeste van ons komen hier vaak.’
‘Nee ik kwam door het bos en ik hoorde een harde schreeuw en kwam hier bij jou uit. Schreeuwde jij soms?’
‘Nee maar ik hoorde het ook. We moeten hier weg anders vinden ze ons nog.’
‘Wie zou ons moeten vinden.’
‘De lokkers, die schreeuwen alsof ze hulp nodig hebben en dan wanneer je het het minst verwacht, nemen ze je geest over.’
‘Oke nu ben je me echt kwijt. Wie je zeggen dat ze in je lichaam kunnen zitten?’
‘Ja eigenlijk wel, maar ik denk dat we maar beter een veilig plek moeten gaan.’ Ze loopt het bos in. ‘Kom je? Dan gaan we naar mijn huis, daar leg ik de rest wel uit.’
Het is nog al een stuk naar haar huis. Huppelend loopt ze voor Heather uit, haar jurk danst door de wind. Toen ze daar zag leek ze bang en onschuldig, maar nu is ze zo vrolijk. Hoe kan iemand zo snel van emotie wisselen?
Als ze eindelijk bij Hollie’s huis komen blijkt geen huis te zijn maar een soort grot, met een deurtje erin.
‘Kom je nog? Ik weet het is wat rommelig maar het kan er voor door.’ zegt Hollie.
Als ze naar binnen lopen valt het Heather eigenlijk nog wel mee wat ze ziet. Er staat een bed, een open haart met door omheen een paar stoelen, een kast, een houten bak met daarvoor een houtentafel.
Naast haar bed op een tafeltje met daar op een foto van twee dieren die aan het lachen zijn. De dieren lijken net menselijke gevoelens te hebben, blij, vreugde en liefde.
Hollie pakt een pan waar water in zit en hangt hem boven het vuur. Heather ga op een stoel zitten voor de open haart. Hollie gaat tegen over haar zitten, ze kijkt haar met haar grote vragende ogen aan alsof ze iets van Heather verwacht.
‘Dus, leuk huisje heb je.’ Zegt Heather maar om het ijs te breken.
Het blijkt te lukken. ‘Dankjewel, het duurde even voor dat ik alles bij elkaar had gevonden om het te maken maar als je de wereld van boven ziet is het natuurlijk veel makkelijker.’
‘Hoe bedoel je van boven zien?’
‘Nou heel simpel gewoon veranderen en dan vliegen, hoe anders?’ Ze pakt het water weer van het vuur en stopt het kokende water in een theepot met wat mint bladjes.
‘En hoe bedoel je dat?’
‘Nou ja ik ben een geen volgroeide Draen, maar ik kan al wel vliegen. Mijn vleugels zijn net volgroeid dus ik ben ze aan het trainen. Wat ben jij, geen Draen anders wist je wel waar ik het over had. Ben je een elf of een weerwolf of een heks of soort van zeemeermin die geen staart heeft als je niet in aanraking bent met water?'
Heather weet niet wat ze moet zeggen. 'Ik ben gewoon een mens.'
‘Ben je mens. Wouw ik heb nog nooit een mens gezien.’ Hollie schenkt thee in een geeft een kopje aan Heather.
‘Ben jij geen mens dan?’ Heather pakt het kopje aan.
‘Nee dat zeg ik toch. Ik ben een Draen’ Heather staart Hollie vol onbegrip aan. ‘O, mensen weten niet wat Draens zijn. Draens zien er uit als mensen maar kunnen in draken veranderen, met vleugels en we hebben een vuur adem. Ik kan heb mijn vuur adem nog niet want ik ben nog niet volgroeid.’
‘Ik wist niet dat er zulke wezens op aarde waren.’
‘O maar op aarde heb je die ook niet. He wacht eens. Waar denk je dat je bent?’
‘Op aarde, maar als je me dat zo vraagt begin ik er aan te twijfelen. Waar ben ik dan wel?’
Reageer (1)
Yeah, goed stuk! Heb je nou die twee aan elkaar gedaan of nog heel veel meer geschreven? Anyway, het is geweldig. Ik kijk uit naar meer
1 decennium geleden