14. A dead destiney
Werd ook wel een beetje tijd
Abby POV.
16 Januari 1963
Het was een koude nacht. De wind woelde en in de grot bevroor ik nog meer dan normaal. In deze nacht, werd ik Geroepen. Als je Geroepen werd, begon het met gezang. Ik hoorde engelengezang, maar wist wel beter. Het was niet van engelen, maar van nimfen. Het was zo hemels en mooi, maar had een duistere betekenis. Daarna kreeg je dromen. In die dromen werd je toegezogen naar het kwade als een magneet. Ik kon me niet verzetten tegen de wil van het kwade. Ik moest gewoon doen wat het kwade beval. De volgende stap bij het Geroepen worden, was de bezetenheid. Ik zou weer moeten doen wat het kwade zei, maar nu niet meer in dromen, maar in het echt. Dan zou het kwade bezit nemen van me en veranderde ik in een echte demon. Dan was ik compleet overgenomen door het kwade. Ik was bijna zo ver. En mijn geliefde zou meelijden van dit alles. Allemaal door de vloek die op ons rustte.
Het begon meer dan honderd jaar geleden. Toen leefden nimfen nog in vrede met andere tovenaars. De nimf Annabelle was een vrolijk, prachtig meisje. Nimfen trokken vele mannen aan en kunnen ze vaak bespelen. We kunnen mannen gebruiken en ze zelfs dingen laten doen die ze niet willen. Maar bij Annabelle was het juist tegenovergesteld. Ze was hopeloos verliefd op een jongen uit haar buurt. Maar hij gebruikte haar gewoon om wat ze was. Hij was alleen geïnteresseerd in haar nimfenmagie en krachten, die hij haar liet gebruiken. Maar Annabelle was verblind door liefde. Op een dag had hij schijnbaar genoeg van haar te misbruiken en dumpte haar. Hij vertrok en liet haar staan.
Annabelle was gebroken. Haar hart was kapotgeslaan. Ze verborg zichzelf en bleef jaren alleen. Ze meed ieder soort van contact en leefde alleen met haar verdriet. Op een dag besloot ze terug te gaan naar haar dorp, bij haar vrienden en familie. Ze waren allemaal gelukkig om haar terug te zien en Annabelle voelde zich beter. Maar toen zag ze haar geliefde terug. Hij was verdergegaan, aangezien hij nooit om haar gaf. Hij was getrouwd met een andere nimf, maar deze keer waren ze beide verliefd op elkaar. Annabelle was woedend. Haar enige geliefde, was gelukkig met iemand anders en dat weigerde ze om te accepteren. Haar jaloezie, woede en krachten voegden zich samen waardoor ze machtiger was dan ooit tevoren. Ze sprak een vloek uit op elke nimf die verliefd was. De nimf en de geliefde zouden pijn doorstaan en een dood tegemoet gaan. Elke nimf zou een band met haar ware geliefe hebben, waardoor ze beide elkaars pijn zouden voelen. Elke verliefde nimf zou naar het duister Geroepen worden, een gruwelijke plek. Ze zouden bezeten worden en doen wat het duister hen opdroeg. Zelfs hun geliefde doden, die een verschrikkelijke pijn met zich meedroeg.
Geen enkele nimf zou tegen de Roeping kunnen weerstaan. Ze waren allemaal verloren, net als hun geliefdes. Er was geen omkomen aan de dood. Al zo vele jaren stierven de nimfen door de vloek. Daarom moesten de nimfen ook sterven van de tovenaars, omdat we iedereen in gevaar brachten. Ik was de laatste nimf en werd ook Geroepen. Ik had nooit een lot gehad, of een doel. Mijn lot was al bekend sinds ik geboren was, sinds het moment dat ik Jared leerde kennen. Al die tijd waren de plannen voor de toekomst zinloos. Alles was zinloos.
Tranen stroomden over mijn wangen. Alles wat Elisabeth schreef in haar dagboek, kwam overeen met alles wat mij en Fred overkwam. Dus ik had inderdaad geen lot. Mijn einde was al die tijd al bekend, net als dat van Fred. De vloek van Annabelle trof ons, net als het bij Elisabeth en vele anderen deed. Maar zij dacht ook dat ze de laatste nimf was, waarom was ik er dan een? 'Je moeder vraagt of je erbij komt zitten.' zei Hamilton die opeens mijn kamer in kwam wandelen. Hij stopte toen hij het dagboek zag, alsof hij het al kende. Natuurlijk kende hij het. De bibliothecaresse kende het, Hamilton kende het. Iedereen kende het, behalve ikzelf. 'Hoe kom je eraan?' vroeg hij terwijl zijn ogen niet wegkeken van het boek. Ik stond op en gooide het dagboek op mijn bed. 'Je wist het! Al die tijd wist je het al! En je zei niets tegen me!' riep ik woedend terwijl er meerdere tranen kwamen. Mijn ouders liepen mij kamer in, het lawaai volgend, net als de Wemels. 'Abbygail, wat is...' begon mijn moeder, maar zweeg toen ze het boek zag. 'Dus, je wist het ook al? Mijn bloedeigen ouders wisten dit en verzwegen het gewoon voor me!' riep ik. 'Abbygail, het spijt ons. We dachten gewoon dat het beter was als...' probeerde mijn vader uit te leggen. 'Als wat? Als ik van niets wist? Al die tijd vraag ik me af wat er allemaal aan de hand is met me, maar jullie wisten het gewoon!'
Fred liep naar me toe en trok me mee naar zijn kamer. Ik ging op de rand van zijn bed zitten, terwijl hij mijn voorbeeld opvolgde en naast me ging zitten. Hij drukte me tegen zich aan en veegde mijn tranen weg. Hij had geen idee dat zijn lot even erg was als het mijne.
Reageer (1)
Zielig!
1 decennium geleden