Foto bij Road O41

And the endlessness that you fear

Twee gigantische lampen. Of nee, het zijn de zonnestralen. Ik wrijf vermoeid in mijn ogen, die ik open doe bij het zien van de zoveelste zonnestralen die naar binnen gluren. En het voelt fantastisch, moet ik zeggen. Een tijdlang sta ik oog in oog met de werkelijkheid. Hemelsblauwe lucht, die samen met de wolken de eerste nieuwe ochtend voor mij inluiden. Ik heb het niet beter kunnen wensen. Of misschien toch wel? Voorzichtig duw ik mezelf omhoog, zodat ik nu rechtop in bed zou zitten. Ik zou weer voor mezelf zorgen, zonder hulp van artsen te krijgen als er ook maar iets aan de hand is. Ik slik onhoorbaar een brok door mijn keel.
Ook moet ik mijn ouders weer onder ogen komen. Zonder de kamer nog een blik waardig te gunnen, loop ik linea recta door de deuren, de gangen op.
Grote en kleine flitsen schieten voor mijn ogen. Explosies van pijn, en helse verdriet, pijnigen mijn lichaam hiermee. Ik moet en zou er door heen komen, wat het ook met me doet. Verschrikt hef ik mijn gezicht op, maar het is al te laat. Ik word teruggeduwd door één van de artsen, die wel is langs kwam om te kijken hoe het met me ging. "En waar ga jij naartoe?" een verbaasde blik achterlatend. "Naar huis. De andere arts zegt dat ik naar huis mag," zeg ik.
Zonder haar blik van mij af te wenden, lijkt haar gezicht weer serieuzer te worden, het is bijna beangstigend. De pijn in mijn schouders is nog steeds te voelen, maar daar merk ik helemaal niks meer van. Tot nu toe is dat het enige geweest waar ik nog een beetje last van heb. Een ander geluid vermengt zich met het gepraat van de arts, een knallend geluid doet de tekst alweer vergeten. "Ga naar buiten, ik zie je straks." En weg is ze. Wat doen die artsen toch vreemd de laatste tijd.. Alsof ze hun tijd wel ergens anders aan kunnen besteden. Aan betere dingen. Betere patiënten, die voor gaan, omdat ze in kritieke toestand verkeren. En ja, dan kan ik niets anders doen dan doen wat ze mij verteld heeft; naar buiten gaan. Dat is het enige dat er in mijn hoofd opkomt.
Ik draai mezelf een kwartslag om. Iedere beweging doet zelfstandig zijn werk. Ik hoef er bijna geen moeite voor te doen, behalve mee gaan met de reflexen die erop reageren. Ver, een heel stuk verder, klinkt een diepe en harde stem. Ik herken het, maar voor zover ik weet kan ik het niet plaatsen van wie deze stem is.
Gesloten ogen, ingehouden adem. Zo loop ik verder. Totdat ik bij twee klapdeuren ben. Flarden herinneringen dansen voor mijn ogen, en verdrijven de angstige flitsen die er eerder waren. Ik wil ze niet zien. En erger nog, ik wil ze niet mee maken. Niet vandaag. nee, beter gezegd, nooit. Waarom nu opeens wel, zou je denken. Ik zie de zon, met zijn lichtstralen, die het lichtpuntje van de dag voor mij zijn. Het geeft een veelkleurig kleed af, op de manier hoe ik hier tot stand ben gekomen, hoe ik hier terecht kom. Met zoveel woorden is dat uit te leggen, maar ik heb er maar zo weinig nodig. Ik kijk om me heen, de ruimte doorzoekend. Maar het is geen ruimte, het is een plek. Ik sta buiten, midden in een koude winterbriesje, die langzaam maar zeker mijn lichaam overmeestert. Ik zie geen kansen om nu erop uit te gaan, want ik moet inmiddels wachten op de arts. Waarom zou ik zo nodig hier moeten wachten? Het gaat nog een keer mis, echot het door mijn verdwaalde gedachten. Ik doe mijn best om niet de eerste de beste vluchtroute te pakken. Nee, zo ben ik niet. Als ik ergens voor ga, ga ik er met mijn volle honderd procent voor. Het enige wat ik hoor te doen, is mijn concentratie er volledig bij te houden.

----
Zo, en hoofdstuk twee voor vandaag! Morgen hopelijk hoofdstuk 42!

Reageer (1)

  • Trager

    Aaahw, a hug for you <3

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen