De oproep van Manwë
Heey hallo daar beste lezers, hier is weer een nieuw stukje,
veel lees plezier
veel lees plezier
H2 De oproep van Manwë
Manwë Súlimo keek met gesloten ogen voor zich uit. Zijn lange zilveren haren hingen langs zijn gezicht terwijl de wind zijn wangen streelden, en de gloed van de zon door een raam naar binnen scheen. Sinds het begin der tijd was hij heer en koning van Arda en volgde hij het bevel van Eru. Maar nu kwam er een bericht van Eru dat Manwë zwijgend op zijn troon deed zitten.
Hij moest de mens Túrin, zoon van Húrin, het zwarte zwaard en doder van Glaurung terug halen uit de geestenwereld te samen met zijn Zuster Nienor, waar hij absoluut geen moeite mee had en stuurde een bericht naar Húrin, hun vader.
Maar toch,Manwë dacht even na over zijn besluit van de geestenwereld, De geesten wereld Hij noemde het maar zo, want hij had geen andere naam voor die plek. Ook heeft hij nooit kunnen begrijpen waarom Eru ooit de mensen liet sterven, waarom was hun lot zo veel korter dan dat van de elfen.
‘Denk er maar niet over, Manwë,’ sprak hij tegen zich zelf. ‘de grote Ilúvatar had het zo gewild en zo zal het geschieden.’
Toen stond Manwë op, hij richtte zijn blauwe ogen door het raam naar buiten terwijl hij zich naar voren bewoog en zijn mantel achter zich aanwapperde. Er was nog iets dat hem dwars zat, de vrijlating van Fëanor was een schok voor hem geweest toen Eru het hem vertelde. Waarom zou hij de elven prins vrijlaten uit de hallen van Mandos als hij nog steeds niets van zijn fouten zou leren. Fëanor was koppig en trots en zou als hij vrijwas gewoon door gaan met het zoeken naar zijn gesmede juwelen die nu op hun plek lagen waar ze voor waren bedoeld. In de lucht, Aarde en Water.
Een kleine zucht verliet Manwë’s lippen, hij was nooit een kwaadpersoon en was bereid om iemand te vergeven, want kwaad had hij nooit goed begrepen, zelfs niet toen het een vorm aan nam van zijn eigen broer, Melkor , die door iedereen Morgoth werd genoemd, de zwarte vijand.
En op nieuw verliet een zucht Manwës lippen terwijl zijn ogen de gebieden van Valinor in zich opnamen van af zijn berg hoog in de lucht waar de adelaars hun nesten bouwden en de lucht stormde en raasde, en toen alsof Eru weer tot hem sprak zette hij zijn gedachtes om in daden. Fëanor en zijn zonen zouden vanavond verschijnen voor het raad van doem.
Maar er was een ding dat hij iet begreep, Angel, Dochter van Arathorn. Manwë had van af zij troon al veel gezien en gehoord van haar, ook wanneer zijn vrouw naast hem zat zag hij nog meer. Ook haar had Eru hem bevolen naar Valinor toe te komen, Maar nog nooit had een sterveling een voet gezet op het eiland dat nu aan het oog van Midde-aarde was ontrokken.
‘Gebruik je adelaar om bericht naar haar broer te sturen,’ sprak de stem van Eru in zijn hoofd. ‘De rest komt van zelf, zorg wel dat de weg voor haar naar Valinor open is.’
Maar terwijl Manwë over die woorden na dacht lag Angel nog te slapen, alleen was haar nachtrust alles behalve aangenaam.
‘Mama, mama,’ het geluid van twee kinderen schreeuwend door de gang drong Angels oor binnen. De klok naast haar op het nachtkastje sloeg tien uur, zuchtend hees Angel zich op vanuit haar bed en keek voor zich uit. Haar hoofd bonkte en haar keel voelde droog, ze had al weer overgegeven vannacht en ze wist wat dat betekende.
‘Weer een zwangerschap voor de boeg.’ Met een zucht liet ze zich weer in het bed vallen om vervolgens door haar oudste kinderen te worden bedolven. Een jongen en een meisje, tweeling, allebei bruin tot zwart haar en hadden heldere groene ogen precies zoals zij had, maar leken ook een beetje op haar broer, Aragorn Elessar, koning van Gondor.
‘Mama,’ het meisje van 8 jaar trok Angel overeind. ‘Kom nauw, Papa zegt dat we gaan ontbijten. En er is post voor je.’
Met een misselijk gevoel dat Angel al een paar keer had gevoeld draaide ze haar benen over het bed. Ze wilde niet opstaan, maar ze wist, als ze nu niet ging zou dan zou Draco haar zelf wel komen halen.
‘Zeg maar tegen je vader dat ik kom.’
Maar haar kinderen bleven gewoon op het bed zitten en keken haar bezorgt aan.
‘Mama, is alles goed?’ Dit keer was het de beurt aan haar zoon om iets te zeggen. ‘Je ziet zo bleek, je word toch niet ziek?’
‘Moeten we papa halen?’ Het meisje liet zich zachtjes van het bed glijden en voordat Angel ook maar iets kon zeggen brulde het meisje door de hal: ‘Papa papa, je moet komen, mama is ziek.’ Toen draaide ze zich om en liep weer op haar moeder af. Haar lange bruine haren gleden langs haar gezicht toen ze Angel’s handen vast pakte. ‘Geen zorgen mama,’ zei ze. ‘Alles komt goed.’
‘En als papa niet kan helpen,’ Haar zoon kroop nu ook op het bed, ‘Dan halen we oom Aragorn erbij, hij weet wel iets om je beter te maken.’
Angel kon er niets aandoen, ze moest lachen om de bezorgdheid van haar kinderen, als ze hen maar kon vertellen dat ze waarschijnlijk weer in verwachting was van een kind. ‘Lieverds hoor eens…’ Begon ze maar verder kwam ze niet want in de gang waren voetstappen te horen die zich snel door de gang verplaatste.
‘Kinderen, wat is hier de hand.’ Bezweet en een hand in zijn zij stapte Draco Malfidus de slaapkamer in. Zijn blonde haren hingen verstrooid langs zijn gezicht en zijn ogen puilde uit. Zijn blik ging naar zijn zoon en dochter, die naast Angel op het bed zaten, naar Angel, zijn vrouw. Haar ogen waren zwaar van de weinige slaap die ze had gehad en haar haren hingen alle kanten op, alsof ze tegen een draak had gevochten terwijl die zijn vleugels op haar had los gelaten.
‘Oké, jullie twee, ga maar alvast naar jullie broertjes, Papa en Mama komen er zo aan.’
Met een duim naar de deur gebaarde Draco zijn zoon en dochter de kamer te verlaten, maar het duurde toch nog tien minuten voordat ze ook daadwerkelijk naar beneden gingen, ze bleven hun moeders hand steeds stevig vast houden.
Draco ging nu naast zijn vrouw op het bed zitten terwijl zij haar sokken van de grond raapte.
‘Oké lieverd, wat scheelt er?’ het was geen normale vraag en Angel wist dat al te goed. Maar ze deed net alsof ze hem niet begreep en deed haar sokken aan en begon nu haarkleding aan te trekken.
‘Wat er scheelt? Ik denk niet dat ik je begrijp, schat. Als je bedoelt of er iets mis is, dan kan ik je vertellen dat ik niks mankeer.’ Ze wist een grijns op haar gezicht te toveren en trok haar man overeind. ‘Het enige dat ik mankeer is dat ik erge trek heb en dat ik straks als een hobbit nog aan een tweede ontbijt ga beginnen als ik klaar ben met de eerste.’
Hier moest Draco hard om lachen, na zeker 11 jaar na hun laatste schooljaar was hij blij dat Angel nooit echt veranderd was, Ja ze was wat serieuzer, maar er school altijd nog een tiener in haar en daar was hij blij om. Snel legde hij een arm om haar schouders heen en drukte haar tegen zich aan. ‘Ik ben blij dat je na al die jaren nog steeds je zelf bent.’En hij gaf haar een kus in haar nek, maar voordat Angel kon reageren stonden ze al in de keuken. De geur van geroosterde broodjes drong Angels neusgaten in en haar mond begon al te watertanden. Snel pakte ze een dicht bijzijnde stoel en ging zitten,Draco volgde snel haar voorbeeld en gebaarde naar zijn zoons en dochter dat ze konden beginnen.
De rest van het eerste half uur werd er niet gesproken en het enige geluid was het gerinkel van messen en lepels, tot dat Draco zich opeens herinnerde dat er een brief voor Angel was binnen gekomen en hij overhandigde haar de brief. ‘Dit kwam vanmorgen binnen, ik denk dat het van Aragorn is, maar het is niet zijn handschrift.’
Angel, die geen idee had wie haar zou kunnen schijven, legde haar mes neer en nam de brief aan, de envelop was nog dicht en ze maakt hem snel open met haar wijs vinger, trok de brief er uit en las hem in gedachten.
Deze brief was inderdaad niet Van Aragorn, maar het schokte Angel toen ze de handtekening en naam onder aan de brief las.
Deze brief kwam van Manwë.
Reageer (2)
krijg maar eens zomaar een brief van Manwë
1 decennium geledenWhiii, ik mag Manwë :')
1 decennium geledenEn je hebt je aan de deadline gehouden :p Koekje voor jou!