Hoofdstuk 33
Ik werd wakker van de wekker die ik gisteravond had gezet. Eerst vond ik het raar. Ik dacht dat er een alarm af ging of zoiets, en dat alle Dwalingen straks vast zaten in hun cel tijdens een noodsituatie. Ik wilde al in paniek raken toen ik de kamer herkende als de slaapkamer in het appartement.
Ik stond op – uitgeslapen, met dank aan het goede bed – en doorzocht mijn tas op draagbare kleren voor het lesgeven. Ik had gisteren een berichtje gekregen waarin exact stond wat ik moest doen.
Er werd van me verwacht dat ik beurtelings schietles gaf – iets waar ik heel goed in was, vreemd genoeg – en moest vertellen over mijn ervaringen met de ‘gedetineerden’. Weer zo’n mooie term voor ‘Dwalingen’ of ‘gevangenen’. Ze wisten het wel te verkopen, dat moest ik ze nageven.
Uiteindelijk kwam ik uit op een zo goed als schone spijkerbroek, een rood shirt en een grijs vest, omdat het toch wel fris was. En de conclusie dat winkelen echt heel hard nodig was om mijn garderobe weer wat op te vrolijken met iets fleuriger kleding.
Ik zette koffie, mikte er poeder voor chocolademelk bij en nam even de tijd om bij mezelf te denken hoe ontzettend in dat gemist had. Hoezeer ik het gemist had om gewoon in luxe te leven. Dat realiseerde je je pas als je de luxe weer om je heen had. Hoe cliché dat ook klonk.
Ik maakte ontbijt, draaide aan de knopjes van het fornuis en de oven alsof ik absoluut niet de afgelopen maand had geslapen in een houten cel. Of gewoon niet had geslapen. Ik had zo ongeveer een maand geen knopjes meer gezien, niet meer aangeraakt, en nu waren ze er weer, stonden ze voor mijn neus alsof ze wilden zeggen: ‘Alles om u te dienen, meesteres.’ Dat voelde goed.
Ik at mijn eten op en raapte toen wat spullen bij elkaar om naar de eerste les te gaan. Ik had mijn sportschoenen verruild voor de nieuwere rode gympen, die ik had meegenomen voor mijn vrije uurtjes. Dit waren dus mijn vrije uurtjes. Drie dagen verlof. Wat een prachtige manier van de Regering om duidelijk te maken dat je nooit vrij had als soldaat. Dat de stage je alleen maar voorbereidde op dat feit. Waar haalde Reece de tijd vandaan om iets gezelligs te doen? Ik wilde dat trucje ook weten.
Terwijl ik de deur afsloot, beukte de koude wind op me in. Ik had geen idee waar het centrum lag, dat was me nog steeds niet verteld, maar het lag waarschijnlijk op een gunstiger plek dan de hoofdstad, want als ik me niet vergiste had ik nog nooit door de regen naar de kassen hoeven lopen. Ik trok mijn schouders op en stak mijn handen in de zakken van mijn jas terwijl ik begon te lopen.
Gisteren was ik blij geweest dat het appartement wat verder van de drukke school lag, nu verfoeide ik de mensen die dit hadden ingedeeld.
Halverwege begon ik te rennen. Het weer zat echt niet mee. Koude druppels vielen naar beneden, recht in mijn nek. Ik zou zweren dat ik ze langs mijn ruggengraat naar beneden voelde kronkelen. Met mijn tas voor me in mijn handen geklemd beukte ik met mijn volle gewicht tegen de deur aan. Die ging langzaam open en liet me toe in een inmiddels bijna alweer onbekende wereld: een school.
Leerlingen keken me nieuwsgierig aan. Ik hoorde ze fluisteren: ‘Wie is dat?’ ‘Wat doet zij hier?’ ‘Is dat niet die gastdocente, die van de Dwalingen. Daar had hij laatst toch wat over gezegd, nietwaar?’
Ik haalde diep adem, rechte mijn rug en hief mijn kin een beetje op. Ik was hier niemand anders dan thuis. Ik was gewoon dezelfde persoon als twee weken geleden. Misschien zelfs wel beter. Ik had alle recht om hier te staan.
Even schoten Nathaniëls woorden door mijn hoofd. Je liep daar alsof je er hoorde te zijn. Zelfverzekerd. Toen had ik me niet zeker gevoeld. Nu wel. Dit was een plek vol gruweldaden (ik bedoel maar: ze leidden hier mensen op om anderen te martelen), maar het was niet de plek waar mensen gemarteld werden. Ik kwam van een veel verschrikkelijker plaats af, dit kon ik ook wel aan.
Ik trok mijn jas uit en keek vlug naar de bordjes waar ik heen moest. De schietruimte zou onder mijn bewind vallen in de ochtend, terwijl ik vanmiddag de zeggenschap had over een gewoon leslokaal. De schietbanen waren links van de ontvangsthal, dus daar liep ik heen. Er zou daar een docent op me moeten staan te wachten om me te vertellen wat ik precies moest doen, en hoe ik dat moest doen, ook al stond dat allemaal al in de mail. Voor het geval dat ik het zou vergeten.
De school hier, viel me meteen op, was een stuk mooier dan in Challington. De opbouw was hetzelfde, maar strakker en netter. Alsof alles hier tot in de puntjes geregeld werd door de Regering. Het bezorgde me de kriebels en liet me nadenken of er hier wel microfoons waren in het toilet. En niet-vertroebelde camera’s.
Toen ik uiteindelijk de schietruimte in kwam lopen, zat een groot deel van de klas al op de smetteloze grijze gietvloer tegen de muur. Wachtend op mijn grote entree. Ik kreeg het er een beetje benauwd van.
Een jonge vrouw liep naar me toe. ‘Jij bent vast Maeve!’ riep ze uit. Volgens mij was ze zo gewend boven het geweervuur uit te moeten komen dat ze niet meer zachtjes kon spreken. Dan zou ze het niet goed doen in het centrum, daar stond bijna een straf op het praten op een normaal volume, dan zou er wel executie staan tegenover schreeuwen. Ze stak haar hand uit, wachtte niet op mijn reactie maar greep gewoon mijn hand om die te schudden. Lichtelijk verbouwereerd ging ik maar mee met die bewegingen en knikte ik.
‘Ja, ik ben Maeve. Uhm, ben ik laat?’
Ze lachte, te breed, te vrolijk. Ze bezorgde me hoofdpijn en ik kende haar nog maar een halve minuut, dus dat was erg knap. ‘Nee, de rest is gewoon vroeg. We hebben misschien een beetje overdreven bij het beschrijven van de gastdocent.’
Ik trok mijn wenkbrauwen op. ‘O ja? Wat hebben jullie verteld dan?’
Een meisje met donkere haren en grote ogen deed een stap naar voren. ‘Ze zeiden dat je waarschijnlijk één van de beste studenten ooit was met schieten en dat je het heel snel oppikte destijds.’
Dat laatste was helemaal waar. Binnen drie lessen was ik al minstens vijf keer zo ver als mijn medestudenten. Dat eerste was… deels waar. Ik was één van de beste studenten ooit die uit de beroepskeuzetest niet soldaat had gekregen. Ik knikte. ‘Oké dan. Uhm… laten we beginnen?’
De lerares knikte. ‘Zou je eerst kunnen laten zien wat je kunt aan de klas? Ik geloof dat ze graag in actie zien komen. Ik heb de oefening waar we mee bezig waren al klaargezet.’ Ze knikte naar een kleine baan met wat hindernissen. Ik kende het nog van mijn eerste jaar, een pittige oefening, omdat je doelen in principe stil bleven staan, maar jijzelf moest rennen en richten. Ze bewogen niet mee.
Ik knikte, ik had niet echt een andere optie, en hing mijn jas over een stoel. Ik trok mijn vest uit. Een paar jongens maakten flauwe grapjes over een zekere ‘striptease’, waardoor ik mijn twijfels kreeg over de woordenschat die ze hier in de stad aangereikt kregen.
Zodra ik er zeker van was dat mijn haren goed vastzaten en ik geen losse stof meer om me heen had zitten liep ik naar de lange tafels waar vuurwapens en munitie op lagen. Met haast mechanische bewegingen eigende ik me een klein pistool toe wat lekker in mijn hand lag. Ik keek of alles goed – veilig – ingesteld was en stopte toen de kogels erin.
Ik ging na of ik gehoorbescherming in had en zette een veiligheidsbril op. Daarna liep ik naar het begin van de baan. Ik keek even rustig wat er stond en welk pad ik moest volgen. Zodra ik doorhad hoe het in elkaar stak keek ik naar de docente voor een startsignaal. Ze liet de elektrische klok lopen. De seconden tikten weg. Toen het startsignaal klonk haalde ik de veiligheidspal eraf tijdens de eerste paar passen. Ik laadde het wapen door, richtte op mijn eerste rode schijf en haalde de trekker over.
Ik had dit al anderhalve maand niet meer gedaan, dus je zou ergens verwachten dat de terugslag van het pistool me zou verbazen, maar de motoriek zat al in mijn spiergeheugen. Ik had er al geen last meer van. Ik kon dit parcours foutloos afleggen in mijn dromen. (Niet dat dat veel wilde zeggen, in mijn dromen kon wel meer. Daar konden ook mensen doodgaan. Daar konden mensen me niet meer herkennen, gangen zich voor mijn ogen verlengen en deuren zonder menselijke handen sluiten.)
Zodra ik over de finish kwam keek ik achterom. Ik had alles geraakt, soms een kleine afwijking naar links, maar dat was maar een centimeter of zoiets. Het was verwaarloosbaar, in elk geval.
Ik haalde de kogels uit het pistool en legde ze weer op tafel. Toen keek ik de klas aan. ‘Goed… Nu jullie dit gezien hebben zijn jullie zelf aan de beurt. Veel succes.’
Reageer (3)
Hahaha succes klas, het lijkt makkelijker dan dat het is!
1 decennium geledenHet is mooi, ik ben benieuwd naar de reacties van de leerlingen als ik eerlijk ben Ze zeggen dat ze goed is met geweren, hoe goed precies? Staan ze met open mond te kijken of haar uit te lachen?
1 decennium geledenBalen dat Nathaniël niet reageerde, ze krijgen toch nog wel contact? Please? Team Maeniël is hier aanwezig Stiekem hoop ik op Maeniël, maar je moet doen wat het beste is voor het verhaal. Laat een superleuke jongen op die school verschijnen, weet ik veel
Veel succes met schrijven, schrijf lekker door (anders kieteldood!)
Weer een geweldig hoofdstukje! En ik ben wel voor Maeniël maar tegelijk ook niet omdat het een beetje te obvious is; meh, ik hoop dat er nog iemand nieuw bijkomt want Cade of Waylon ofzo zijn ook geen goede optie (toch niet in mijn ogen ;p) en anders blijft ze maar single! (jeeej) haha
1 decennium geledenEen aantal klein foutje gevonden:
wat er van ik moest doen --> wat ik moest doen
Koude druppels vielen naar beneden, recht in mijn rek --> ... recht in mijn nek