011. Cilia
Dat heb ik weer. Charlotte is ziek. Hoe moet ik de dag nu door komen? Nou ja niet dat we het zo gezellig hadden de laatste tijd. 'Let je op, Vos' ik schrik op. De hele klas staart me met grote ogen aan. 'E euh ja' stamel ik. De leraar mompelt nog iets in de trant van; de jeugd van tegenwoordig maar gaat dan verder met de les. Ik verveel me te pletter. Carly probeert tegen me te praten, maar als ik niks terug zeg, draait ze zich om. Ik hoor haar praten met een meisje achter me. Ik wil haar niet horen. Stop. STOP. maar Carly luistert niet naar de stem in mijn hoofd. Ik probeer me te concentreren op de leraar. Op z'n kale hoofd, z'n haakneus en z'n rimpels. ALLES is beter dan Carly horen praten. Maar het lukt niet. Carly's stem dringt door. Hoe langer ik haar hoor hoe verdrietiger ik word. Dan voel ik een traan over m'n wang rollen. Kut, niemand mag dat zien. Snel haal ik m'n haar achter m'n oor vandaan en kijk ik uit het raam. Zachtjes begint het te sneeuwen. Ik voel me weer rustig worden. Zo blijf ik zitten, de hele les. Het verbaasd me dat de leraar het niet door heeft. Ik zie het laagje sneeuw groeien. De laatste blaadjes bezwijken onder het gewicht van de sneeuw. Tussen de sneeuwvlokken door dwarrellen ze naar beneden. 'Ga je mee?' Meteen voel ik me weer boos worden. 'Nee' snauw ik. Verdrietig zie ik haar het lokaal uit lopen. oh Cilia je doet het ook altijd fout he. Kom op, ga naar haar toe. Ik loop acher haar aan het lokaal uit. Ik wil geen ruzie met Carly maar aan de andere kant is dit allemaal haar schuld. Door haar ben ik Charlotte kwijt geraakt, maar als ik haar rode kapsel door de gang zie lopen, weet ik het. Ik ga het goed maken. Ik ren de klas uit, maar als ik haar wil roepen, voel ik een hand op mijn schouder. Verschrikt draai ik me om. 'JIJ' gil ik terwijl ik om z'n nek vlieg. gek ik ken z'n naam niet eens. 'Hoi, little mermaid, ik wilde je wat vragen' 'ja, ik jou ook' antwoord ik terwijl ik terug denk aan de brief. 'We moeten eerst even naar een rustigere plek' hij luistert niet eens, maar hij heeft wel gelijk. We staan midden in de gang. Iedereen probeert ons te ontwijken. 6de jaars duwen bruggers opzij en bruggers wurmen zich overal tussen. 'Je hebt gelijk' fluister ik. Hij trekt me aan m'n mouw mee. 'Kom je' fluistert hij lief. Ik loop mee. De trap op. De gang Door. Tot we voor een klein deurtje staan. 'Was dit er altijd al?' Vraag ik verbaasd. Hij legt z'n vinger op m'n lippen. Meteen houd ik op met praten. Samen gaan we naar binnen. We stappen het donkere kamertje binnen. De deur valt achter ons dicht. 'Eindelijk alleen' fluisert hij. Ik hoor hem dichterbij komen. Geschrokken loop ik achteruit. 'Ik wil dit niet!' Roep ik. Hij hoort het niet. Ik stap op iets zachtjes 'WHAAAAAA, wat is dat'
Er zijn nog geen reacties.