Foto bij 2. The only ugly thing

Blijkbaar was het serieus, ik was een koningin en zo moest ik behandelt worden. Kaye verontschuldigde zich zo veel voor dingen waarvan hij dacht dat hij ze niet mocht zeggen, dat ik hem lachend had verboden om dat nog te doen. Natuurlijk bedoelde ik het niet zo, maar hij leek zich al beter in zijn vel te voelen. Maar volledig ontspannen was hij niet. Hij vroeg me waar ik wilde wonen, en dat was nog het meest gekke van allemaal: ik mocht gewoon een appartement kiezen. Eerst had ik geen idee waar dat huis zich moest bevinden, tot we een eindje gewandeld hadden en er een gigantisch landhuis opdoemde. Ik had het niet eens gezien in de tuin vol bomen en bloemen, die de tuin van Eden heette. Erg toepasselijk allemaal, maar ik kon eigenlijk nog niet helemaal vatten hoe ik niet dood kon zijn, maar wel in de hemel. Mijn gevoel was helemaal op hol geslagen en vertelde me constant dat er niets aan de hand was, dus dat begon ik ook maar te geloven. In het landhuis koos ik een kamer op de bovenste verdieping, wat algauw de hele bovenste verdieping bleek te zijn. Hij was kleiner dan de andere verdiepingen die stuk voor stuk toebehoorden aan telkens één leerling, maar hij had prachtig uitzicht op de omgeving en was ontzettend hoog gelegen. Iets waar ik van hield. Er was een mooi versierde lift die uitkwam in een nog mooiere hal. Het hele huis had een oude boerderij-uitstraling, wat me nog meer op mijn gemak deed voelen, want oorspronkelijk kwam ik van een boerderij. Ik kreeg een gigantische luxe-kamer voor mij alleen en Kaye een verderop, telkens met eigen badkamer. Het eerste wat Kaye deed, was iemand om mijn spullen te laten gaan. Voor zover ik wist lagen die nog allemaal beneden, op aarde. Ik zou er nooit aan kunnen wennen, aan dat ‘op aarde’ en ‘in de hemel’-gedoe, maar geef toe. Het klinkt wel leuk. Dus ik zit in de hemel en iedereen moet doen wat ik zeg en me als een koningin behandelen. Ik had zelfs mijn eigen knechtjes, die ik kon herkennen aan hun rood-witte kleren. Daar kan ik wel inkomen.

We lopen rustig naar het centrale plein, waar zeven paden op uitkomen. Eén naar de tuin van Eden, één naar het landhuis – of eigenlijk landhuizen want het waren er zeker vijf, telkens in een andere stijl – wat dus een dorp wordt, één naar de sportvelden waar je dus echt álle sporten kunt spelen, één naar het bos, één naar een iets kleiner dorp met geen huizen maar hutjes waar je workshops kunt doen als je niet wil sporten, één naar een open plek tussen enkele bomen en struiken waar altijd een kampvuur brandt en muziek speelt waar je kunt dansen, één naar het stuk grond van de hoge priesteressen en als laatste een naar een ander groot plein vlak voor een poort waar afgestudeerden gekroond worden en nog veel meer. Het centrale plein is zeer indrukwekkend, zevenhoekig met in het midden een ronde fontein met een engelenbeeld erin waar op verschillende plekken water uit komt. Het is prachtig. Ineens zie ik iets uit de richting van het gebied van de hoge priesteressen komen. Het zijn drie witte paarden die elk een prachtige in het wit geklede vrouw dragen. Kaye verteld me dat het hoge priesteressen zijn, maar dat heb ik al door. Iedereen staat eerbiedig stil en kijkt hun richting uit. Niemand lijkt zenuwachtig te zijn voor hun komst, behalve Kaye die waarschijnlijk nog steeds denkt dat het zijn schuld is en ze hem komen halen of zo. Een van hen stopt recht voor ons en stijgt gracieus af. “Leyli, ik heb je komst opgemerkt. Ik ben priesteres Yvonne. Welkom in het Paradijs!” Even ben ik van mijn lood geslagen, maar dan zet ik mijn liefste glimlach op en zeg: “Dank je voor dit verwarmende welkom.” Ze lacht naar me, het is dus niet zo erg als ik denk dat het is. Ik weet dat ik soms heel stom kan klinken, maar hier lijkt iedereen het goed op te vangen. “Kom je met me mee? Ik wil je iets laten zien,” zegt Yvonne met een uitnodigende glimlach waarvan ik denk dat iedereen die hier moet hebben. Ik kijk Kaye eens aan, maar die kijkt duidelijk opgelucht en is helemaal in de ban van de beeldschone vrouw die voor hem staat te lachen. “Natuurlijk,” stamel ik. Ze laat me opstijgen op het paard dat veel hoger lijkt als je er eenmaal bovenop zit. Niet dat ik bang ben van paarden, ik had er zelf ook een, maar geen enkel paard is zo oogverblindend als deze. “Lawrence zal het heus niet erg vinden om een persoon meer te vervoeren, wees maar gerust.” Ik heb even nodig om te beseffen dat de het over het paard heeft. Leuke naam voor een paard, trouwens. Ze gaat achter me zitten, maar ik voel haar niet eens. Dan lopen we het pad op waar ze net vandaan is gekomen, het gebied van de hoge priesteressen in.

In totaal zijn ze met vijf priesteressen in dit gigantische paleis dat schittert in de zon. Ze loodst me door de ontelbare parelmoeren gangen en laat me bijna alle kamers zien, wat er mij meer dan duizend lijken. Ze vertelt me over hoe mooi en magnifiek het hier allemaal wel niet is. Heel af en toe durf ik een vraag te stellen, als: “En wat doet u in uw vrije tijd zoal?” En dan is ze weer een half uur en een hele kelder lang zoet met praten en dingen tonen. Iets zegt me dat zij de enige is die zoveel praat, en dat ze vaak alleen is. Of het door haar gekwebbel komt, weet ik niet. Eindelijk ploft ze neer in een gigantische salon en eindigt ze haar verhaal met: “Oh, alles is hier zo prachtig dat ik er nog wel even over door kan gaan.” Doe dat alsjeblieft niet. Dan kijkt ze mij verwachtingsvol aan. “Ja, het is hier inderdaad mooi,” zeg ik, en ik weet al meteen dat dat een understatement is. “Ik wilde je eigenlijk uitleggen dat, als je je best doet en een hoge priesteres wordt, dit allemaal van jou kan zijn. Ik weet ook wel dat niet iedereen dit wil of kan worden en dat je er veel voor over moet hebben, maar ik wil je aansporen om naar je begeleiders te luisteren en probeert om zoveel mogelijk bij jezelf te blijven. Dat is de enige tip die ik kan en zal geven,” legt ze me nu veel rustiger uit. Ik heb me er tot aan gezet om dit keer naar haar hele uitleg te luisteren, want hij lijkt me belangrijk. “Dus, wat u bedoelt is, dat ik niet als al de anderen er gewoon op los moet leven, maar beter gewoon studente zijn? Zoals in een school of zo?” Er was geen andere manier om het te zeggen. Yvonne glimlacht. “Ik wil gewoon dat je niet te ver gaat. Natuurlijk mag je er op los leven, maar denk dan ook af en toe eens aan wat ik je gezegd heb. Hoe noemen ze dat tegenwoordig? Oh ja, down to earth of zoiets.” Ze keek me glimlachend aan, al de hele dag, en leek trots te zijn op wat ze zich net had herinnerd. “Ja, zoiets ja,” mompel ik en forceer nog eens een bedenkelijke glimlach. Het is dus waar: van lachen krijg ze spierpijn. Ineens glimlacht ze niet meer. “Ik ben eigenlijk niet helemaal eerlijk geweest. Niet alles hier is mooi en goed. Kom, er is iets wat je nog niet gezien hebt,” zegt ze en staat op. Ik moet me haasten om haar bij te houden. Ik kan niet geloven dat ik nog steeds niet alles gezien heb, maar ik kan ook niet geloven dat ik dat wél heb. Het is hier zó groot. Ook nu moeten we een heel eind lopen, en ik bedacht net dat dit waarschijnlijk hun manier is om slank te blijven, tot ze stilstaat voor een stenen deur. Hij lijkt me te glad om echt steen te kunnen zijn, maar het geluid die hij maakt als Yvonne hem open duwt, is wel degelijk steen. We komen terecht in een ronde kamer zonder licht, wat de enige kamer zonder licht is die ik hier heb gezien. Als Yvonne een fakkel aansteekt, zie ik dat er in het midden een beeld staat. Het is een meisje dat ontzettend kwaad kijkt. Ze is zo kwaad dat ze haar tanden toont, die scherp geveild zijn. Het is angstaanjagend maar fascinerend. “Wie heeft dit beeld gemaakt?” vraag ik verwondert. “Ik, ooit was ze mijn leerlinge, tot ze te ver ging. Het was dit of terug sturen naar aarde, maar dat kon ik de mensen niet aandoen. Ze had een hele kwade geest, moet je weten.” Er klinkt spijt door in haar stem, wat ook wel logisch is als je iemand hebt moeten verstenen omdat ze zich niet willen gedragen. “Sindsdien neem ik geen leerlingen meer aan,” voedt ze nog toe. “Het spijt me,” mompel ik, maar ze glimlacht alweer. Geen idee hoe ze dat toch altijd voor elkaar krijgt, al dat glimlachen. Is dat niet ontzettend vermoeiend? Ze loodst me de kamer weer uit en voor ze afscheid van me neemt bij de hoofdingang, zegt ze: “Gelukkig was dat al lang geleden. Je lijkt me een erg slim meisje, als je denkt aan mijn raad kun je net zo ver komen als ik.”

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen