Foto bij Hoofdstuk 27

Lieve lezers,

Balen, zeg. De vakantie is alweer bijna voorbij. Nog een half dagje en dan moet ik weer naar school, jammer genoeg.
Dan nog acht weken tot de meivakantie. Daarna nog acht weken tot de zomervakantie, dus al met al heb ik niets te klagen, geloof ik.

Verder: jullie weten nog dat grappige stukje met ongesteldheid en zo, nou ja... daar zit ik nu zelf aan vast. En omdat ik straks scones ga maken en nog een beetje opgestapeld huiswerk moet doen (uh-oh), ga ik jullie achterlaten met een werkelijk GIGANTISCHE cliffhanger waar jullie mooi jezelf over kunnen gaan opvreten. Alvast veel plezier daarmee.

Voor nu: ik ga jullie niet lastigvallen met de rest van mijn dag of zo. Jullie mogen gaan lezen.

Veel leesplezier!
Liefs,
Proza.

De gang voor me was hel verlicht. De lampen gaven bijna blauw af en deden ongelooflijk pijn aan mijn ogen. De wanden waren van glas, maar volgens mij was het dubbel, omdat er tralies in zaten.
Er stond geen ‘quarantaine’ op de muren, maar het voelde hetzelfde.
Ik wreef in mijn handen. Dat voelde afgrijselijk vreemd – het ging veel te stroef. Toen ik naar beneden keek, zag ik dat ik op en top de soldatendokter was. Blauwe, latex handschoentjes, rode kleren en een witte labjas. Mijn schoenen piepten op de vloer toen ik langs de cellen liep.
Eén voor één liep ik ze langs, tot ik een bekende zag. Reece lag in een bed. De lieve gehoorzame Reece die altijd alles volgens de regeltjes deed was wel de laatste persoon die ik hier had verwacht. Ik stapte de kamer binnen, nadat ik mijn mondkapje had gecontroleerd. ‘Reece! O, wat fijn om je weer te zien!’ Toen haar mond vertrok corrigeerde ik mezelf. ‘Nou ja, niet goed om je híer te zien, natuurlijk, maar ik heb je zo gemist.’
Haar huid was gerimpeld, melkwit en perkamentachtig. Ze was jaren ouder geworden, leek het wel. Ze keek me nog steeds vreemd aan. ‘Wie ben jij?’ vroeg ze met de stem van een oude vrouw.
Ik fronste. ‘Ik ben het, Maeve, je vriendin van school. Kom op, je herkent me toch wel?’
Ze schudde resoluut haar hoofd. ‘Nee, ik heb geen idee wie je bent. Ga alsjeblieft weg. Je maakt me nerveus.’
In plaats van weg te gaan zette ik een stap naar haar toe. Ze begon te hoesten.
‘Ga… weg!’ kraakte ze. ‘Ik wil je hier niet hebben!’ Rode spetters verschenen op haar lakens. Ik kromp ineens. Ik kende die spetters. Ik had er ervaring mee.
‘Nee, nee! Reece! Reece, ga alsjeblieft niet dood! Stop met hoesten. Alsjeblieft.’ Ik keek naar de gang. ‘Zusters! Dokter! Help, iemand!’
Een jonge vrouw kwam aanlopen. Avery. ‘Meisje, toch. Maak niet zo’n heisa. Er willen patiënten rusten. Wees eens even stil, wil je?’
‘Maar ze gaat dóód!’ gilde ik. ‘Avery, doe iets!’
Ze keek me misprijzend aan en sloeg haar armen over elkaar. ‘Ten eerste: ze hoest alleen. Ze gaat nog niet dood. Ze gaat pas dood als de verlamming haar hart bereikt. Dat zal nog ongeveer een week duren, denk ik.
Ten tweede: ik ken u niet. Hoe komt u aan mijn naam?’
‘We zijn colléga’s!’ riep ik uit. ‘Al vier weken, natuurlijk ken ik je inmiddels wel. Je haalde me nota bene op van het vliegveld.’
‘Ik heb nog nooit een herrieschopper als u ontmoet, laat staan van een vliegveld gehaald. Bovendien werk ik hier nog maar een paar dagen. Ik moet weer verder. Er zijn mensen die me harder nodig hebben.’
Ik rende achter haar aan, maar ze was al verdwenen.
De deur naar de kamer van Reece was dichtgegaan en toen ik hem open wilde doen zag ik dat hij in het slot was gevallen.
Ik liep treurig verder. Reece zou over een week dood zijn. Wie weet wie nog meer. Als de Epidemie inmiddels al tot aan Challington reikte, kon iedereen van wie ik hield binnenkort onder de groene zoden liggen.
In de meeste kamers lagen mensen die ik niet kende, maar toen ik een paar bochten om was gegaan zag ik Camren in een bed liggen. Dat was de druppel die de emmer deed overlopen. Bijna letterlijk, want de tranen ontsnapten uit mijn ooghoeken en ik rende naar zijn kamer toe. Maar ook zijn deur zat op slot.
En de volgende ook. En die daarna en daarna en daarna en daarna en daarna.
Ik rende door het complex heen en rammelde aan alle deurklinken. Ik was helemaal alleen. Dat was misschien nog wel hetgene wat me het meest beangstigde. Deur voor deur viel recht voor mijn neus in het slot. Keer op keer werd ik buitengesloten, gedwongen om machteloos in de gang te blijven staan.
Toen ik het punt bereikte dat ik tierend en vloekend tegen iedere dichte deur wilde schoppen die ik tegenkwam, ging er eentje open. Ik struikelde naar voren en kwam op handen en knieën terecht voor een bed, te geschokt om te kunnen gillen.
‘Ik heb gedroomd over een meisje,’ zei iemand. Die iemand had een zachte stem, nog niet zo schor als die van Reece net. De stem stelde me gerust. Hij was als een rivier die rustig over de stenen kabbelde.
Hij was bekend.
Toen ik opkeek zag ik Nathaniël op de rand van het bed zitten. Hij bewoog zijn voeten in trage rondjes door de lucht.
‘Ze was zo mooi, zo lief. Maar ook zo… gedetailleerd. Ik zie nooit mensen zo duidelijk. Ik ben blind, ziet u. Maar ze was zo knap. Ze was prachtig. En helemaal van mij alleen.’
Ik stond op. ‘Nathaniël?’
‘Zo klonk ze, ja! Ze legde al haar gevoel in de woorden die ze sprak. Ik voelde wat zij voelde door de trillingen van haar stem. Haar tranen smaakten naar liefde. De afdruk van haar lippen staat nog steeds in mijn hals en in mijn hart gegraveerd.’
‘Nathaniël, ik ben het!’
‘Dat kan niet. Ze is er niet meer.’
‘Natha… Wacht, wát?!’
‘Ze is er niet meer. Ze is verdronken in haar zelfgemaakte zee van verdriet. Dat zal ik nooit vergeten.’ Hij richtte zijn hoofd op naar het plafond, alsof het de hemel was. ‘Ze zal altijd de mijne blijven. Ik zal haar blijven aanbidden. En binnenkort zal ik weer bij haar zijn.’ Hij kuchte, hoestte. Keurig netjes met zijn hand voor zijn mond. Het werd erger, hij klapte dubbel. Toen het ophield en hij zijn hand voor zijn gezicht weghaalde, stroomde er bloed uit zijn neus en zat het rode spul overal. Het plakte aan zijn huid.
Hij greep mijn pols vast. Zo stevig dat het pijn deed. ‘Jij kunt ons redden. Help ons.’ Hij liet zich van het bed af glijden en zakte door zijn knieën. Als een dienaar die zijn koningin aanbid zat hij voor me, met mijn hand in zijn handen.
Toen haalde hij een mes tevoorschijn. Volkomen uit het niets. ‘Vermoord me, dan kunnen we weer samen zijn.’
Mijn ogen werden zo rond als schoteltjes. Ik trok mezelf met een ruk los uit zijn greep. ‘Nee! Nooit. Ik kan je niet vermoorden, Nathaniël. Dat kan niet.’ Ik zette een stap naar achteren.
‘Toch wel,’ mompelde hij. Hij kwam overeind en liep dreigend naar me toe. ‘Want anders zal ik jou moeten vermoorden.’
‘Nee, niet doen!’ Ik botste tegen het glas. Wanhopig rammelde ik aan de deurklink, maar hij was in het slot gevallen. Ik had geen idee hoe ik hem open moest krijgen.
Nathaniël kwam dichterbij. ‘Laatste kans. Jij of ik?’
‘Niemand! Niet doen, denk er nog eens over na!’
‘Jij dus,’ fluisterde hij. Het mes schoot naar voren. Het lemmet flikkerde in het felle licht, verblindde me.
Het koude metaal beukte door mijn huid heen. Door de spieren in mijn buik.
Ik werd wakker.

Reageer (5)

  • Bellaen

    Idylle, verdorie zeg! CLIFFHANGERS! Als de wiedeweerga doorschrijven jij! (nee, ik wil geen druk op je zetten, maar je maakt me veels te nieuwsgierig!)
    Dezelfde woorden blijven uit mn vingers stromen hier, het is geweldig, keep up the hard work! Maeve heeft je hulp nodig!

    1 decennium geleden
  • Vibes

    wooow heftig xd

    1 decennium geleden
  • Roms

    .... Oja, jij dacht dat je hiermee weg ging komen :O How 'bout no, gurl?! Je laat mijn held, mijn fictieve held haar gewoon even neersteken zonder te blozen... Onacceptabel

    Nee, grapje x] Dit was serieus een geweldig stuk. Echt heel erg goed!

    1 decennium geleden
  • Quies

    Weer een nachtmerrie, arme Maeve.. Ik haat cliffhangers maar tegelijkertijd ook niet want ze zorgen ervoor dat je het verhaal wilt blijven volgen en meer nadenkt over wat er zou kunnen gebeuren.. Voorlopig denk ik gewoon dat het een nachtmerrie is maar dat er misschien wel bepaalde dingen écht zullen gebeuren; ik vraag me nu al af wat er gaat gebeuren na haar 6 maanden stage, als ze die al overleeft; ze zal zeker en vast een ander persoon zijn en zich misschien verzetten tegen de soldaten. Maar dat is voor de toekomst ;p Leuk stukje alweer btw (:

    1 decennium geleden
  • histofafoe

    Neeeeeee... Ik weet niet hoe erg ongesteldheid is maar je kan niet zomaar iemand achterlaten met zo'n cliffhanger.. :(

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen