× 2
Zwart. Het eerste wat ik zie als ik mijn ogen opendoe. Ik laat mijn ogen even wennen aan het donker en ga dan op zoek naar een lamp. Ik kijk links van me en zie een rood nachtlampje. Ik knip het aan en een rozige gloed verspreid zich door de kamer. Met open mond staar ik rond door de kamer, die waarschijnlijk van mij is. Muren met lichte kleuren. Een hoog plafond. Tweepersoonsbed. Ik stap voorzichtig mijn bed uit. Schuifelend ga ik mijn weg naar de deur. Ik vind een lichtknop en met een simpele druk op de knop vliegt een lamp aan. Ik bewonder mijn kamer totdat ik harde geluiden van beneden hoor. Ik doe zachtjes de deur open, hopend dat niemand het hoort. Ik hoor mijn ouders schreeuwen. Op mijn tenen loop ik naar de trap. Ik hoor ineens een derde en vierde stem. Ik zie schimmen beneden en verstop me gauw achter de muur. Kort daarop volgt een klap van, waarschijnlijk, de voordeur. Stilte volgt. Ik laat mezelf langs de witte muur naar beneden zakken. Ik leg mijn hoofd in mijn handen als ik, alweer, hoofdpijn op voel komen. Ik schrik op als ik zware voetstappen hoor. Ik kijk na enkele secondes recht in de verbaasde ogen van mijn vader. Ik glimlach onschuldig en steek mijn hand naar hem uit. Met een klein glimlachje trekt hij me omhoog, om me vervolgens mee naar beneden te nemen. Hij duwt me zachtjes in een grote stoel, waar ik gauw in wegkruip. Ik krijg een dekentje aangereikt die ik dankbaar aanneem. Al snel vallen mij ogen weer dicht.
Van een zacht gelach word ik wakker. Langzaam open ik mijn ogen en kijk recht in de ogen van kleine Brian. "We gaan eten", meld hij waarna hij richting de keuken huppelt. Ik sta voorzichtig op en loop richting de keuken. Geïrriteerd kijk ik naar de medicijnen bij mijn bord. Met een plof laat ik me op de houten stoel vallen om vervolgens een pijnlijk gezicht te trekken. Ik neem snel de medicatie in en begin met eten. Ik geniet van het eten, dat zoveel beter smaakt dan de troep die het ziekenhuis 'eten' noemt. Na een paar happen kijk ik al moeilijk naar de grote hoeveelheid voedsel dat nog op mijn bord ligt. "Het is oke, je moet nog wennen aan deze hoeveelheid", zegt mijn moeder als ze het bord wegneemt. Ik glimlach waterig en help met afruimen.
Net als ik de trap weer op wil lopen om te rusten op mijn kamer, gaat de telefoon. Ik pak hem op en zie een onbekend nummer. Gauw neem ik op. "Met Lucy", komt er schor uit mijn mond. Ik kuch even. "Lucy?", hoor ik een hese stem mompelen. Ik maak een instemmend geluidje en loop naar de woonkamer, waar mijn vader voetbal aan het kijken is. Hij krijgt lichtelijk grote ogen als hij mij met de telefoon ziet, maar ik negeer hem. "Hey lieverd, met Harry" Verward schud ik mijn hoofd. "Harry? Ik ken geen Harry..", mompel ik. Voordat ik het antwoord kan horen van deze 'Harry', word de telefoon uit mijn handen gegrist. Verward kijk ik mijn vader aan, die boos pratend tegen de jongen wegloopt. Ik haal mijn schouders op om mijn weg naar bed te vervolgen, waar ik heerlijk in slaap val.
Er zijn nog geen reacties.